232 kennis van Inlandsche talen en het voor langeren tijd indeelen van tal van officieren bij de Inlandsche troepen. Het optreden van het Engelsch-Indische leger eindelijk laat boven dien meermalen een meer Europeesche organisatie enz. toe. Om hiervan overtuigd te zijn behoeft men slechts de Afghaansche oorlogen te bestudeeren, waar vechtwijze des vijands en klimaat al zeer weinig overeenkomst met onze tropen opleverden. Meer nog dan thans het geval isacht ik het dringend noodig, dat men in Indië hij alle organisatiën, hij het vaststellen van bewape ning, kleeding en uitrusting en vooral hij het samenstellen van de tactische dienst- en exercitiereglementen en hij het daaruit voortvloeien de oefeningssysteem rekening houdt met den Inlandschen vijand met het terreinwaarin hij optreedt en met alle andere tropische invloe den. Daarenboven dient er veel meer werk te worden gemaakt van de kennis van Inlandsche talen en van land- en volkenkunde van Indië. Is ieder officier daarvan doordrongen, dan behoeft men voor het zich hier en daar openbarende streven geen vrees te koesteren. Dit streven wordt hoofdzakelijk in de pen gegeven door het bestaan van de Koloniale Reserve en door het detacheeren van officieren en kader, en het uit zich in de pogingen om meerdere overeenstemming te brengen tusschen de Nederlandsche en Indische reglementen, pogingen, die ge vaarlijk worden, zoodra men slechts even het gebied der tactiek betreedt. In het Yoorloopig Yerslag der Nederlandsche Staatsbegrooting werd gevraagd, hoe de Minister over een samensmelting der officiers kaders dacht. In de Memorie van Antwoord wordt hierop gezegd: „dat, indien het denkbeeld om het officierskader van het leger hier te lande „met dat van het leger in Nederlandsch-Indië te doen samensmel ten, ware te verwezenlijken zonder nadeel voor den diensten voor „de aanvulling der beide legers, dit zou te achten zijn in het belang „van onze strijdvaardigheid". Gaarne zou ik deze zienswijze onderschrijven, indien zij eindigde: dit zou te achten zijn veel financieele voordeelen mede te brengen", maar ik zou er dan dadelijk aan willen toevoegen, dat het aangegeven denkbeeld onbereikbaar is zonder den dienst belangrijk te schaden. Y. 7)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 247