235 deliogen toch vooral zeer veeleischend te zijn wat het gehalte betrof en eerst in de tweede plaats op het aantal te letten. Ter voorko ming van moeilijkheden, nu en dan ontstaan met het oog op de meer derjarigheidsverklaring van Zwitsersche onderdanen, werd ook in dat jaar nog bepaald, dat tot nader order slechts bij uitzondering Zwitsers mochten worden aangenomen en dan nog alleen de zoodanigen, wier papieren geen aanleiding tot eenige gedachtenwisseling met het Zwit sersche gouvernement konden geven. Ten einde evenwel beter in het aantal Nederlanders te voorzien, werden nog in 't laatst van 1878 door de Ministers van Oorlog en van Koloniën bevelen gegeven tot het weder op werving uitzenden van geschikte onderofficieren in en onmiddellijk om Amsterdam, 's Gra- venhage, Rotterdam, Dordrecht, Haarlem, Middelburg, Utrecht, Breda, Arnhem, Zwolle, 's Hertogenbosch, Maastricht, Groningen en Leeu warden. Aan die onderofficieren, die alleen Nederlanders mochten aanwer ven, werden daaromtrent volledige schriftelijke inlichtingen verstrekt, terwijl bovendien door genoemde Ministers de tusschenkomst van hun ambtgenoot van Binnenlandsche Zaken werd ingeroepen, opdat de burgemeesters bij circulaire in wetenschap mochten wor den gesteld met alle voordeelen, welke aan dienstneming voor Neder- landsch-Indië verbonden waren. De kosten, aan die werving verbonden, moesten ook nu weer met de hoofdadministratie van het Koloniaal "Werfdepot worden verrekend. Evenals in 1874/5 leverde echter ook nu de uitzending van onder- officieren-wervers slechts geringe resultaten op, zoodat de Minister van Oorlog na overleg met zijn ambtgenoot van Koloniën, reeds drie maanden later bevelen moest geven om de uitzending van dusdanig personeel onverwijld te doen staken. Ook zonder dien buitengewonen maatregel leverde 1879 toch ruim schoots het gevraagde contingent op voor Oost-Indië en werd ook meer dan dat aantal uitgezonden. Aan kader was evenmin gebrek en aangezien zelfs in September van dat jaar het aantal onderofficieren bij het Koloniaal Werfdepot, beschikbaar voor den dienst in Oost-Indië, meer dan voldoende was om voorloopig het uitzenden van dat kader in goeden gang te hou-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 250