- 236
den, werd de overplaatsing van onderofficieren van het leger hier te
lande bij dat in Oost-Indië in dier voege geregeld, dat het aantal
militairen van dien graad bij het Werfdepot ter uitzending beschikbaar,
gemiddeld niet meer dan 25 bedroeg.
Mocht te voorzien zijn, dat spoedig eene aanzienlijke daling bene
den het bedrag van 25 te verwachten was, dan moest zulks den Minister
van Oorlog worden gerapporteerd. Ook het volgende jaar werd deze
bepaling gehandhaafd, terwijl toen tevens op voorstel van den Minister
van Koloniën besloten werd, het Koloniaal Werfdepot op eene normale
sterkte van 250 a 300 man te brengen, waarvan dan telkens de meest
geoefenden bij 50tallen zouden worden uitgezonden. In 1882 en
1883 moest tengevolge der te Harderwijk heerschende typheuse
koortsen en om overvulling in de kazerne aldaar te voorkomen,
de bepaling om alleen geoefende manschappen naar Indië uit te
zenden, tijdelijk buiten werking worden gesteld.
In verband met het Zooeven genoemd besluit werd, met het oog
op een geregelde instructie van den troep, door den toenmaligen
commandant ook voorgesteld, het personeel van het vaste kader van
het Koloniaal Werfdepot te vermeerderen met een adjudant-onder
officier-instructeur. Hieraan werd o.m. bij de bij Koninklijk Besluit
van 17 Februari 1881 N° 48 vastgestelde wijziging in de organi
satie van het Werfdepot voldaan.
Behalve bovenstaande regeling met betrekking tot de sterkte van
dat korps, moesten ook in 1880 veranderingen gebracht worden in
den inhoud der engagementsakten, tengevolge van onregelmatigheden,
die zich na de aanneming van recruten voor den kolonialen dienst
hadden voorgedaan, zoowel ten opzichte der overgelegde papieren als
van die personen zelf.
Was reeds in 1868 bepaald, dat die akten niet meer in drievoud,
maar in duplo moesten worden opgemaakt, in Maart 1880 werd de
eerste wijziging aangebracht, hierin bestaande, dat op het midden
der achterzijde der akkoorden door den recruut eene schriftelijke
verklaring moest worden onderteekend, behelzende, dat hem den inhoud
van de door hem overgelegde bescheiden bekend is en dat die stuk
ken geen valschheid inhouden.
In October d.a.v. werd in de engagementsakte de bepaling opge-