237
nomen, dat de aangenomene onmiddellijk uit den dienst kan worden
verwijderd, wanneer het blijkt, dat hij vóór het aangaan van zijn
engagement lijdende was aan of behept met eenige door hem bij
het geneeskundig onderzoek opzettelijk verzwegen verborgen ziekte
of lichaamsgebrek, hetwelk hem voor den dienst ongeschikt maakt,
alsmede wanneer blijkt, dat hjj vóór het aangaan van zijn tegenwoor
dig engagement veroordeeld is geweest wegens eenvoudigen diefstal,
bedriegelijke oplichting of andere der goede trouw of eerlijkheid
kwetsende misdrijven, of wanneer later een vonnis wegens dergelijk
misdrijf tegen hem mocht worden uitgesprokenverder wanneer blijkt
dat hij den lande vroeger als militair heeft gediend en die omstan
digheid bij het aangaan van zijn nieuw engagement heeft verzwegen.
Nadat de laatste vier jaren geen militairen naar West-Indië waren
uitgezonden, deed zich in 't laatst van 1880 nog de behoefte gevoe
len aan suppletietroepen voor die bezittingen en wel speciaal voor
Suriname, waarheen zoo mogelijk nog dat jaar een contingent moest
vertrekken van 1 onderofficier, 1 korporaal, benevens 25 soldaten,
onder welke laatsten stof moest zijn, geschikt om kader van te vormen
of om dienst te doen bij het korps marechaussee aldaar.
Bevordering bij het Koloniaal Werfdepot kwam zelden meer voor en
mocht na October 1883 niet meer geschieden, omdat dat Depot niet
bestemd was tot opleiding van kader. Alleen in 1884 werd daarop door
den Minister van Oorlog eene uitzondering gemaakt, omdat gedurende de
zomeroefeningen van dat jaar geen korporaals van het Nederlandsche
bij het Indische leger werden overgeplaatst. Bij gebrek aan dat kader
werd toen de commandant van het Koloniaal Werfdepot gemachtigd,
geschikte soldaten tot den graad van korporaal aan te stellen.
Yoorzoover de soldaten betrof, was echter ten gevolge der mindere
bedragen aan gratificatiën bij overgang naar West-Indië, de lust tot
dienstneming voor die kolonie niet groot, zoodat nog in November
1880 gunstiger bepalingen werden vastgesteld nopens gratificatiën en
premiën, die aan Nederlandsche militairen ingeval van overgang bij
de landmacht in West-Indië konden worden toegekend. Met wijzi
ging van het Koninklijk Besluit van 14 Januari 1875 werd bepaald,
dat aan ieder militair beneden den graad van korporaal, die van het
leger h.t.l. bij de landmacht in West-Indië werd overgeplaatst en zich