238
voor 6 jaren verbond, 300 gratificatie werd toegekend, terwijl boven
dien, zoo noodig aan geoefende Nederlandsche militairen, bestemd voor
het leger in Oost-Indië, ingeval van overgang bij die landmacht, een
premie kon worden gegeven ten bedrage van hoogstens f 60 voor
een onderofficier, f 30 voor een korporaal en f 20 voor een minder
militair.
Op die wijze kon in het benoodigd contingent worden voorzien en
zelfs in 1881 een tweede detachement uitgezonden worden.
Ook in 1882 kon men bij het Werfdepot voldoen aan de aan
vraag van suppletietroepen zoowel voor Curasao als voor Suriname;
alleen werd toegestaan, dat x/3 gedeelte van de voor laatstgenoemde
kolonie bestemde manschappen ook vreemdelingen mochten zijn.
Een jaar later werd dit laatste, ook zonder bepaling van het aantal,
voor beide koloniën toegelaten.
Waren in 1876 voor het eerst bepalingen vastgesteld voor de aan
neming van soldaten-schrijvers voor het Indische leger, in Juli 1881
zag men zich genoodzaakt die in te trekken en andere vast te stellen,
waarbij o. m. bepaald werd, dat nu ongehuwden, niet ouder dan 30
jaar, konden worden aangenomen, die aan het Departement van Koloniën
een examen aflegden, waarna zij bij voldoening daaraan en overigens
geschikt geacht wordende, door den plaatselijken commandant te
's Gravenhage aangenomen en op Harderwijk gedirigeerd werden.
Na definitieve aanneming bij het Werfdepot, ontvingen zij f 350
handgeld, waarvan 50 in handen en f 300 ten hunnen name in
de Rijkspostspaarbank werden ingelegd verder hadden zij recht op
verlof met behoud van soldij voor den tijd van ten hoogste zes weken,
en werd hun voor gouvernementsrekening overtocht naar Nederlandsch-
Indië verleend als passagier 2e klasse.
Telkens nadat een of meer soldaten-schrijvers waren aangenomen,
moest de commandant van het Koloniaal Werfdepot rechtstreeks aan
het Ministerie van Koloniën kennis geven van het tijdstipwaarop de
aldus aangenomenenter uitzending naar Oost-Indië gereed zouden zijn.
Die bepalingen bleven van kracht tot 1 October 1886. Met ingang
van dezen datum werden nieuwe regelen gesteld (K. B. 9 September
1886) voor de werving van schrijvers voor de militaire administratie
bij het leger in Nederlandsch-Indië, die ook nu nog geldend zijn en