f 241 Bovendien werd in Juni 1887 bepaald, dat wanneer miliciens met onbepaald verlof ter detacheering bij het Indische Leger worden aangebracht, ook voor ieder zoodanigen milicien eene aanbrengpremie van f 10 aan den aanbrenger kon worden uitgekeerd. Het jaar 1886 leverde door een en ander betere uitkomsten op. Alvorens verder te gaan, dient nog vermelding, dat in 1884 wij ziging werd gebracht in 't voorschrift op de werving, wat betreft het door een vrijwilliger over te leggen bewijs van goed gedrag, afge geven door het hoofd der gemeente, waar hij laatstelijk gevestigd was. Blijkbaar kon met zulk een certificaat niet volstaan worden, hetgeen dan ook oorzaak is geweest, dat de M. v. O., naar aanleiding van een schrijven van zijn ambtgenoot van Binnenlandsche Zaken, be paalde, dat wel verder onderzoek zou gedaan worden naar het gedrag van personeD, die eene gewone vrijwillige verbintenis bij het leger h. t. 1. of bij de koloniale troepen wenschten aan te gaan, doch dat zulks in geen geval verder zou worden uitgestrekt dan tot het tijdstip, waarop de belanghebbende het elfde jaar was ingetreden In datzelfde jaar kwam de voltooiing van een nieuw gedeelte van het militair hospitaal te Harderwijk tot stand en behoefden voortaan geen zieken meer uit dit garnizoen in het hospitaal te Utrecht wor den opgenomen; de gelegenheid in de nieuwe ziekeninrichtiug van het Koloniaal Werfdepot is zelfs zoo groot, dat gedurende de maanden dat de legerplaats bij Oldebroek betrokken is, ook bij gebrek aan ruimte aldaar, de zieke militairen naar Harderwijk geëvacueerd en hier in het hospitaal verpleegd worden. Hebben wij zooeven reeds gezien, dat de Minister van Oorlog in 1886 het nog steeds van kracht zijn van het Koninklijk Besluit van 29 Juli 1873 (detacheering van miliciens) in herinnering bracht, in April 1887 richtte Zijne Excellentie daarover, op voorstel van den commandant van het Koloniaal Werfdepot, eene aanschrijving tot de bevelhebbers in de militaire afdeelingen en tot de commandeerende officieren der korpsen infanterie, artillerie en genie. Het wenschelijke eener meer regelmatige versterking van het Europeesche element bij het Indische leger noopte n. 1. den Minister van Oorlog te trachten, zoowel den overgang als de detacheering van militie- Dl. 1, 1896. 17

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 256