242 plichtigen bij dat leger te bevorderen. Om die reden werden genoemde bevelhebbers verzocht, aan de provinciale adjudanten in hunne afdee- lingen de opdracht te verstrekken, om bij de a.s. indeeling de miliciens te wijzen op de gunstige voorwaarden betreffende overgang of detacheering van hen bij het Indische leger. Betreffende de dienstneming daarbij werden eenige exemplaren aanplakbiljetten verstrekt, welke door de zorg der provinciale adju" danten aan de gebouwen, of in de lokalen, waar de indeeling der miliciens plaats had, moesten worden aangeslagen. De miliciens, die terstond na hunne indeeling voor zoodanigen overgang of detacheering in aanmerking wenschten te komen, konden na geneeskundig onderzocht en physiek geschikt te zijn bevonden voor den kolonialen militairen dienst, en na, zoo noodig, het vereischte bewijs van toestemming als minderjarige of gehuwde te hebben over gelegd reeds dadelijk op Harderwijk worden gedirigeerd, in afwach ting van nadere beschikking van het Departement van Oorlog. Het vorenstaande was net volgende jaar ook van toepassing op de miliciens van de lichting 1888. Veel resultaten leverde het echter niet op, evenmin als in de daaropvolgende jaren, toen die bepalingen ook op de lichtingen van 1889, '90,'91en' 92 werden toegepast. Daar bovendien die miliciens na hunne aankomst bij het Koloniaal Werfdepot geruimen tijd moesten wachten, vóórdat zij definitief kon den worden aangenomen, werd het groote nut, om hen terstond op Harderwijk te dirigeeren, niet meer ingezien. Op voorstel van den com mandant van het Koloniaal Werfdepot werd door den M. v. O. bepaald (27 Oct. 1892), dat bovengenoemde aanschrijving niet meer van kracht was en verder ook geheel buiten toepassing behoorde te blijven. Een ander middel tot verbetering van de uitkomsten der koloniale werving deed den H. v. O. raadzaam voorkomen, om de personen, die -wegens hun verleden wel niet in alle opzichten zijn aan te bevelen, maai' die evenmio onder de onverbeterlijken of diepgevallenen te rangschikken zijn, en die overigens aan de gestelde eischen voldoen, niet onvoorwaardelijk van den dienst bij het leger in Indië uit te sluiten. Die personen zijn de zonder certificaat van goed gedrag gepas- porteerde militairen, voor wien de M. v. O. dan ook, in overleg met zijn ambtgenoot van Koloniën, bij beschikking van 25 Maart 1887

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 257