243 - Kab. Litt. G16, bepaalde, dat zij, wanneer er verder niets te hunnen laste is, zonder uitzondering en zonder voorafgaande machtiging van Z.E kunnen worden toegelaten op proef (voor een jaar) bij het 8« regiment infanterie (le bataljon te Doesburg), met toezegging dat zij, na gedurende zes maanden bij dat bataljon bewijzen te hebben gegeven van verbeterd gedrag, bij het Indisch leger zullen kunnen overgaan. Ten opzichte Van personen, die misbruik hadden gemaakt van sterkeu drank of een of meer veroordeelingen wegens openbare dronkenschap hadden ondergaan, behoorde zoo noodig vooraf de beslissing van het M. v. O. te worden gevraagd; voor militairen, die om deze reden zonder certificaat van goed gedrag gepasporteerd waren, bepaaide de M. v. O. bij aanschrijving van 19 Januari 1894, III Afdee- ling J7o. 83, dat van hen immer inzage moet worden genomen van do extracten-strafregisters, en dat deze ook steeds moeten worden gevoegd bij de bescheiden, welke met de akkoorden aan den commandant van het 8e regiment infanterie worden opgezonden. In die kabinets aanschrijving van 25 Maart 1887 vestigde de M. v. O. tevens ook de aandacht op 2 van artikel 7 van het voorschrift op de koloniale werving, inhoudende dat aan persouen, die bij het geneeskundig onderzoek voor tien krijgsdienst in de Overzeesche Bezittingen wegens lichte gebreken ongeschikt zijn verklaard, niet „per se" de toelating tot dien dienst moet geweigerd worden, doch dat zij met machtiging van Z.E toch tot die verbintenis kunnen worden toegelaten. De omstandigheid evenwel, dat ook, na die herinnering, voor zulke gevallen slechts zelden machtiging werd gevraagd, was oorzaak, dat het volgende jaar (Juli 1888) de chefs van den geneeskundigen dienst in de onderscheidene garnizoenen door den inspecteur van dien dienst werden uitgenoodigd, bij hunne verklaring omtrent eventueele onge- schiktbevinding van personen voor den kolonialen militairen dienst, niet alleen de gebreken te vermelden, maar ook of die personen met die gebreken voor den militairen dienst h. t. 1. geschikt zouden zijn. Hierdoor worden de plaatselijke-, garnizoens- en korpscommandanten in de gelegenheid gesteld eenigermate te beoordeelen in hoeverre door hen voor personen c. q. met kleine gebreken behept, de machtiging tot aanneming van het D. v. O. kan worden gevraagd. In Juni 1892 werd de bedoeling van artikel 7 2 van het voor-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 258