250 werken om door hernieuwde aanmoediging van den overgang uit het leger hier te lande bij dat in Indië, de aanvulling van het incompleet, vooral bij de cavalerie en artillerie, zoo spoedig mogelijk te doen plaats hebben. De detacheering van miliciens bij het Indische leger werd evenzeer aanbevolen; aan deze categorie van militairen moest echter na 25 Maart 1890 worden medegedeeld, dat zij tijdens hun verblijf bij het Koloniaal Werfdepot niet, doch wel gedurende hunne detacheering bij dat leger, daarbij met eene vrijwillige verbintenis zouden kunnen overgaan. Niet alleen werd. in Augustus 1890 door den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië aangedrongen op de uitzending van sterkere detachementen dan in den laatsten tijd Batavia bereikten, ook eene bespoedigde uitzending van artillerie-suppletietroepen, vooral van kader, was dringend noodig, zoodat de aanneming van artilleristen te Harderwijk vooral bevorderd moest worden. Den commandant van het Koloniaal Werfdepot werd opgedragen bij de samenstelling der detachementen rekening te houden met de behoefte aan kanonniers. Door het meer beschikbaar komen van artilleristen kon weldra aan die opdracht gevolg worden gegeven, evenals aan den weosch om in t laatst van 1890 eenig administratief gevormd personeel (3 onder officieren, n. 1. 1 van de artillerie en 2 van de infanterie) naar West-Indië (Suriname) uit te zenden. Toch werd ook in 1890 het gevraagde contingent van 1800 man niet bereikt. Was men ook reeds vroeger bedacht geweest, ten opzichte van de werving voor en do aanvulling van het Europeeseh element van het Indische leger, eene afdoende verbetering tot stand te brengen, de laatste jaren was vooral dat denkbeeld weer geopperd en werden de vele voorstellen nagegaan, welke omtrent die quaestie zoowel bij het Departement van Koloniën als hij dat van Oorlog werden inge diend. Vooral was daarbij het oog gevestigd op de wijze, waarop men het groot aantal voor den dienst in Indië ongeschikt geworden militairen (de zoogenaamde tijdelijk gegageerden) weder aan het leger aldaar kon dienstbaar maken. Yoor dat doel werd bij Koninklijk Besluit van 24 Augustus 1890 N°. 18 eene voorloopige regeling; (tot 1 Januari 1894) vastgesteld betreffende de oprichting en het beheer

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 265