272 Dit levensgevaarlijke, koene waagstuk werd met den besten uitslag bekroond; om kwart voor vieren in den morgen stond Meijer met de compagnie Jansen op den 250 Meter hoogen top, zonder dat zulks door den vijand was bemerkt geworden. Een hoogstens 4 dM. breed, steenachtig, zeer kronkelend voetpad, zich nu en dan verliezende in de bedding eener daarlangs stroo- mende beek, had hem daarheen gevoerd, liefst in den rug eener dwars er over heen aangebrachte borstwering en verhakking, die op dit nachtelijk uur gelukkig niet bewaakt was. Hellingen van 23 en minder graden moesten daarbij opgeklauterd worden. Nadat generaal Pel dank zij den onvervaarden overbrenger, den Europeeschen hoornblazer J. Antonisse, N°. 66907, wiens leven daarbij niet weinig gevaar liep van den goeden uitslag der nachtelijke onderneming bericht ontvangen had, beval hij in den vroegen morgen den majoor Diepenheim, om met de geheele colonne onmiddellijk te volgen. Om 6 uur v.m. afmarcheerende, bereikte de voorste compagnie om 8 uur v.m. den zadeltop, de laatste compagnie eerst des avonds ten 8 ure, na den ganschen dag daarvoor in 'c touw te zijn geweest. Yooral de artillerie had het zwaar te verantwoorden, 4 paarden stortten in het ravijn, 3 werden weer boven op het pad teruggebracht. Waren de laatst aankomende manschappen dood vermoeid, voor de meeBten hunner was er geen warm eten te verkrijgen, voor som migen niet eens drinkwater. De ontzaglijke moeielijkheden, welke dien dag hadden overwon nen moeten worden, hadden dan ook in velerlei richting zeer storend gewerkt. Begeven wij ons thans even naar de kloof van Beradoean, om te weten te komen, wat aldaar de colonne Engel wedervoer. Des morgens om 61 uur in Zuid-Westelijke richting uitgerukt met 1^ compagnie barisan, compagnie Thieme en halve compagnie Vervloet, 1 compagnie 8e bataljon, kapitein Engelhard en 1 sectie artillerie,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 287