17
bovendien machtiging verleend om over een bepaalde som te beschikken,
ten einde daaruit eene geldelijke belooning toe te kennen aan het
administratief en schrijverspersoneel van het korps, aan den eerst-
aanwezenden officier van gezondheid, den luitenant-adjudant en den
adjudant-onderofficieralles in aanmerking van het getal militairen,
dat in 1858 naar Oost- en West-Indië was uitgezonden.
In 't begin van 1859 werden die belooningen definitief geregeld;
voor het verrichten der buitengewone werkzaamheden werden bij
Koninklijk besluit, ingaande 1 Juli van dat jaar, toelagen vastgesteld,
die aan officieren, onderofficieren en korporaals van het vaste kader
van het Koloniaal Werfdepot zouden worden toegekend; nl. aan den
commandant f 150.aan ieder der andere officieren f 100.per
jaaraan de onderofficieren 4 cent en aan de korporaals 2 cent per
dag, welke uitgaven ten laste der koloniale geldmiddelen zouden
worden gebracht.
De groote toeloop der werving deed het aantal der aangenoraenen, die
allen in de kazerne te Harderwijk moesten worden gehuisvest, tot
een hoog cijfer aangroeien; zelfs werd dat aantal zoo groot, dat niet
alleen om spoedige uitzending van detachementen gevraagd werd, maar
tevens om zoo noodig een 100 a 125 man elders te logeeren.
Hoewel bij uiterste noodzakelijkheid een gedeelte der manschappen
tijdelijk in de kazematten onder den lichttoren van het fort Kijkduin
te den Helder kon worden opgenomen, is van die gelegenheid geen
gebruik behoeven gemaakt te worden.
Yan het vaste kader werd door die groote sterkte van den troep
veel geëischt; nu en dan gingen daarmede moeilijkheden gepaard,
voornamelijk veroorzaakt door de Zwitsers, waaronder zich elementen
bevonden, die den goeden naam, welke men vroeger van hen had,
alles behalve eer aandeden. Zoo gaven zij o.a. in Augustus 1859
aanleiding tot eene rustverstoring in de kazerne te Harderwijk, die de
onaangenaamste gevolgen had kunnen hebben, indien niet door het
beleidvol en energiek optreden van 3 officieren en 2 minderen van
het vaste kader spoedig een einde daaraan was gemaakt.
Ten volle verdiend ontvingen die officieren (kapitein J. H. Boom-
hergen, le luitenant Peuchen en de le luitenant-adjudant van de Pol)
een tevredenheidsbetuiging van Z. E. den Minister van Oorlog voor
Dl. I, 1896. 2