275
Nadat de orde hersteld was, die door het gevecht niet weinig
verbroken was, zette de colonne den marsch voort, zonder daarin
door den vijand gehinderd te worden; eene achterwaarts aangelegde
tweede versterking bleek verlaten te zijn.
Om 4£ n.m. deboucheerde daarop de voorste compagnie uit den
bergpas in de zeer ruime vlakte der IV Moekims, terwijl de achter
hoede aldaar eerst den volgenden morgen arriveerde.
Als een ander bewijs, hoe zeer de colonne zich verlengd had en
de troependeelen hun verband verloren hadden, valt van de compagnie
van Swieten te vermelden, dat het 1° peloton dier compagnie des
middags ruim half vijf en het 2" peloton eerst des nachts om twaalt
uur uit den bergpas geraakte.
Groot waren ook nu weer de vermoeienissen geweest, smal en
steenachtig het beloopen pad, steil, tot 25 graden toe, sommige
gedeelten helling, welke men passeeren moest.
De beide sectiën artillerie van de luitenants van Gorkum en Jhr.
Tindal waren van het begin tot het eind gedragen geworden, aanvanke
lijk door koelies, later door kanonniers en mariniers en toen deze wegens
vermoeidheid niet meer voort konden, door infanterie.
Generaal Pel kwam des avonds ten 6 ure in de vlakte aan en
vond daar reeds drie kamponghoofden uit Lam Poeoek, om zich te
komen onderwerpen, die evenwel werden heengezonden met de aan
maning, om des anderen daags met al de overige hoofden terug
te komen.
Den volgenden morgen verscheen daarop Toekoe Moeda Oesoef
met de hoofden van Lam Poeoek en Lam Long, om thans namens
de geheele IV Moekims, hunne onderwerping aan het Nederlandsch-
Indisch gouvernement aan te bieden, - een aanbod, waarin ook nu
nog met door den generaal getreden werd, nu de hoofden van 2
andere Moekims daarbij afwezig waren.
Tot opheldering is het noodig eens uiteen te zetten, welke de verhou
ding in die dagen was van Toekoe Lampasei met de Moekimhoofden.
Reeds bij den aanvang van den Atjeh-oorlog werd Toekoe Lampasei,
die met eene dochter van Toekoe Neq van Marassa gehuwd was',
door Toekoe Nanta der VI Moekims er op aangezien, dat hij wel'