296
1 dwangarbeider sneuvelde, 2 Inlandsche fuseliers werden gewond.
Aan de overzijde geformeerd, de artillerie in het midden, de
infanterie in compagniescolonne, werd thans in 2 échelons tegen den
kampongrand opgerukt.
Rukte aan den rechtervleugel de infanterie met 4 kanons naar
voren, middelerwijl de linkervleugel den kampong onder vuur nam
daarna verrichtte men dezelfde manoeuvre met het linker-échelon.
Na aldus tot op 500 pas afstand de vijandelijke linie genaderd
te zijn, kwamen alle kanons in batterij, om een overstelpeud vuur
af te geven en gingen in den versnelden pas, ten laatste in den
looppas, de stormcolonnes er op in.
De vijand vlood wij telden slechts 3 gewonden 2 artilleriepaarden
hadden mede kwetsuren bekomen.
De kampong werd daarop verkend en het bivouak er betrokken,
nadat door den overste Meijer van majoor Diepenheim het bericht
ontvangen was, dat hij den missigit van Oleh Soesoe bezet had en
de colonne Engel zich op zijn linkervleugel bevond.
Gaan wij thans na, hoe die colonnes aldaar waren gekomen.
De colonne Diepenheim, die op 800 pas van den missigit eenige
granaten had doen werpen, was reeds spoedig een 500 pas dichter
genaderd, zonder dat de vijand daarvan veel notitie nam.
Deze stilte aan den overkant was verdacht.
Toen nu bevolen werd, een 100 tal passen voorwaarts te gaan,
alwaar zich mede een terreinplooi bevond, gelastte kapitein Duguiés
voorzichtigheidshalve aan zijn beide sectiecommandanten, den luite
nant Tindal en den adjudant-onderofficier Glasius, met kardoezen te
laden, deze met de ruimnaald te verzekeren en elk der kardoesdragers
een kartets in handen te geven.
Deze voorzorg kwam uitstekend te paswat verwacht werd,
gebeurde; bij het bereiken der nieuwe stelling openden de Atjehers
plotseling het vuur, waarop onze kartetsen onmiddellijk antwoord
gaven en de verdedigers de plaat poetsten.
De daarop stormende compagnieën vonden althans den missigit
onbezet, alleen in de verte waren vluchtelingen waar te nemen.
Wordt vervolgd).