300 een andere reden kunnen zijn dan die, welke gij vermoedt en tot verheffing van ons wapen zoo klakkeloos neerschrijft? Als de reden eens was, dat daarvoor geene geschikte (oudere) lui tenant s beschikbaar waren en men de jongeren minder goed voor die werkelijk zoo gewichtige taak berekend achtte, dan een in den dienst oud geworden adjudant-onderofficier! Daaraan hadt gij zeker niet gedacht en toch meen ik wel eens gehoord te hebben, dat zulks de reden was. Ook hetgeen gij zegt omtrent den „zoogenaamd afgerichten man" (blz. 459) die volgens u bij een veldeskadron eerst weer moet leeren rijden op een goed Indisch paard, is naar mijne meening zeer over dreven voorgesteld en daardoor niet juist. 't Is waar, na pas afgericht te zijn, mist hij veelal de eerste weken van zijn verblijf bij het veldeskadron de brutaliteit, om zijn paard in elk terrein te gooieu, doch spoedig wordt dit beter, doordat hij van zijne oudere kameraden in het eskadron ziet, wat zij in dit opzicht van hun paard vergen. En ondanks uwe bewering, dat van eene behoorlijke verdere opleiding in den velddienst (blz. 459) geen sprake is, kan ik u mededeeleD, dat ik hier jonge manschappen bij hun aankomst in het veldeskadron speciaal heb zien oefenen en het den eskadronscommandant in korten tijd gelukte, hen zoodanig in de geheimen van den velddienst in te wijden, dat zij nog in het zelfde oefeningsjaar voor niet al te moeilijke opdrachten bruikbaar wareD. Een zeer juiste wenk geeft gij daar, waar gij zegt, dat men marschen van n 1 palen ter zijde moet stellen als n voldoende is doch hoe groot of liever hoe klein moet volgeus u die n wel zijn? Uwe bedoeling is natuurlijk, dat gij de afstanden, waarover thans gemarcheerd wordt, veel te groot vindt. Alhier worden de marschen jaarlijks met eene oordeelkundige opklimming volgehouden tot 40 K.M. Zou dat te veel zijn? Is dat n -f- 1? Mag ik u even in herinnering brengen, dat het 3e eskadron te Batavia in 1888 geroepen was naar Bantam te marcheeren en toen 63 paal aflpgde in één etmaal. Dit voorbeeld alleen is voldoeiide om te bewijzen, dat het beoefenen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 315