306
leiding eene tweede plaats inneemt en daarom het jaarlijksch schiet-
seizoen beschouwen als een periodiek noodzakelijk kwaad (blz. 53)
ziedaar iets, wat door mij in twijfel wordt getrokken en waar ik aan
kan toevoegen, dat er ook zijn en velen zijn, die veel waarde hechten
aan de vorming van goede schutters en die het volstrekt niet met
u eens zijn, waar gij in de alinea volgende op de aangehaalde als
uwe meening te kennen geeft, dat „het gevecht te voet uit den aard
der zaak weinig zal voorkomen".
Kracht vindende in onze moeilijke terreinen, gebruik makende van de
gemakkelijkheid, waarmede wij ons daarop bewegen en dus daarin ver
dwijnen, zal de cavalerie door hare snelheid menigmaal gelegenheid vin
den dan weer verrassend met haar vuur op te treden dan weer, bevei
ligd door terreinhindernissen, bepaalde punten tijdelijk vast te houden.
Ik kan mij vooral tegen een Europeeschen vijand, waar ons hoofd
doel wellicht zal zijn het afmatten van den aanvaller door hem steeds
te harceleeren, voorstellen, dat daarbij voor zelfstandig optredende
cavalerie-afdeelingen (pelotons of haifeskadrons) een ruim arbeidsveld
geopend is door gebruikmaking van het vuurwapen.
Zelfs het medevoeren vau snelvuurkanonnen, die de beweeglijkheid
der cavalerie natuurlijk niets zouden mogen verminderen, zou m. i.
groot nut kunnen hebben. „La combinaison du cheval, du fusil et
du canon, c'est tout l'avenir de l'arme", las ik ergens.
Van uw verhaal, waarom bij de vorming der commissie ter bepa
ling van de baan der repeteerkarabijn het cavalerieiid uit den uithoek
van den archipel werd gehaald (omdat hij vroeger infanterieofficier
was geweest, blz. 54), betwijfel ik wederom de juistheid. "Welke
overwegingen de vroegere regimentscommandant daarbij heeft gehad,
heeft hij mij niet geopenbaard en zal hij u ook wel niet medege
deeld hebben. Vermoedelijk dus eene bloote veronderstelling!
Dat de bevoegde cavalerie-autoriteit daardoor in het openbaar bewezen
heeft, dat zij niet veel gedachte had van de kennis van het schieten van
het op Java aanwezige korps officieren stem ik, zoo lang ik nog niet de
overtuiging heb dat de door U aangehaalde reden de juiste is, niet toe.
En dan die ritmeester, die te Batavia op n. a. rondliep? Mocht
de regimentscommandant een ritmeester aanwijzen of was hem een
luitenant gevraagd?