322 volksstammen, heeft altijd iederen leenplieht geweigerd zoowel ten opzichte van den maharajah van Kashmir (1) als tegenover den emir van Afghanistan en dat niettegenstaande laatstgenoemde nog wel door godsdienstbanden met de Chitraleezen verbonden scheen. Behoorende tot een krachtvol en vurig ras, dat door een moeitevol bestaan in een onherbergzame, dorre landstreek gehard wordt tegen allerlei ontberingen, bezit de bevolking van Chitral ongemeene eigen schappen, die voor altijd de autonomie van het land zouden verze keren, ware 't niet dat binnenlandsche twisten er bijna voortdurend een toestand van beroering en wanorde in 't leven roepen. Onder leiding van bekwame aanvoerders zouden de Chitraleezen een geducht leger kunnen vormen, in staat zich met goeden uitslag te verdedigen tegen iederen vreemden indringer. Doch niettegenstaande dit alles, zou't den Engelschen 't zij langs vredelievenden weg, 't zij met geweld zonder twijfel op den duur gelukt zijn in het land invloed te verkrijgen, indien zij alleen te doen hadden gehad met de Chitraleesche bevolking. De toegang tot Chitral wordt afgesloten door de landschappen Ba- jaur en Swat. De daar wonende volksstammen zijn lastige buren voor het Indische Rijk, want de directe weg van Peschawer naar Chitral (300 KM.) door hen afgesloten zijnde, kan de verbinding tusschen deze plaatsen slechts langs een grooten omweg (900 KM.) over Kashmir, G-ilgit en Mastuj tot stand komen. Aan het hoofd der Bajaurstammen stond de energieke en heersch- zuchtige Umra-Khan van Jandol, die in aanhoudenden strijd leefde met de naburige staatjes en op den duur de meeste hunner aan zijne heerschappij onderwierp. Na te Dir het wettig opperhoofd te hebben verdreven, bekleedde Umra-Khan er zijn broeder met het gezag en drong vervolgens zelfs door tot in het beneden Chitraldal. De staatkundige chaos in de hoofdstad Chitral had deze ondernemingen zeer begunstigd. De geschiedenis des lands is samen te vatten in een aaneenscha keling van voorbedachte aanslagen en sluipmoorden; sedert onheug lijke tijden is bij dit barbaarsche volk de souvereiniteit het eigen- (1) Schatplichtig aan het Gouvernement van Calcutta.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 337