323 dom geweest van den sterkste en hij, die op eenige wijze, 't zij door verbanning, moord of iets dergelijks, zijne tegenstanders uit den weg wist te ruimen, werd erkend als mehtar of hoofd. lot 1892 had de mehtar van Chitral, Amau-ul- Mulk, in zijn gebied de rust vrij wel weten te haudhaven, doch na zijn dood (September 1892) betwistten zijne 17 zoons elkander de machtde tweede, Afzul, verjoeg zijn oudsten broeder Nizam, die zich in afwachring der ver dere gebeurtenissen naar G-ilgit terugtrok. Spoedig daarna werd Afzul door zijn oom Sher-Afzul uit den weg geruimd, doch nu kwam Nizam tusscbenbeide en slaagde er in den overweldiger te verdrijven doch werd zelf den len Januari 1895 door zijn broeder Amur-ul-Mulk vermoord, die daarop werd uitgeroepen tot mehtar van Chitral. Onmiddellijk na den op Nizam gepleegden moord, zag men Ümra- Khan van Jandol, die hoogstwaarschijnlijk met Amur-ul-Mulk van tevoren dien moord had beraamd, op het staatstooneel verschijnen. Het Engelsche gouvernement, ongerust over de in Chitral heer- schende anarchie en vreezende, dat Umra-Khan van de omstandig heden zou gebruik maken om zijne heerschappij over de geheele landstreek uit te breiden, gelastte hem het veroverde grondgebied terstond te verlaten. Umra-Khan stoorde zich volstrekt niet aan dit bevel, waarop de onderkoning van Indië besloot, een expeditie naar Chitral te zenden om voor goed met dit oproerig opperhoofd af te rekenen en zoodoende den tot nu toe voor de Engelschen afgesloten weg vrij te maken en tevens in de hoofdstad Chitral de voor de Britsche belangen zoo noodzakelijke orde en veiligheid te herstellen Deze expeditie, die met zeker wantrouwen door een deel der Britsch-Indische pers werd gevolgd, met 't oog op de hooge lasten, waarmede zij het budget zou bezwaren, werd evenwel spoedig alge meen als noodzakelijk erkend, zoodra eenige onderdanen van Haar Britsche Majesteit onmiddellijk in hun bestaan werden bedreigd. Onder deze omstandigheden viel er iets voor, dat bijna altijd plaats heeft bij het begin van koloniale oorlogende bezorgdheid zich te handhaven in het onbeperkt bezit eener grenslijn, die dikwijls onveilig wordt gemaakt door de strooptochten van naburige, elkaar bestrijdende roofstamraen, noodzaakt het moederland in te grijpen in de binnen- landsche aangelegenheden der landstreek door het zenden van agen-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 338