336 Den 17en om 4 uur 's avonds trekt de kleine afdeeling uit het fort en attaqueert het zomerhuis. De 30 40 daar op post staande Pathanen worden overhoop geworpen, waarna een begin wordt gemaakt met den aanleg eener kleine loopgraaf van aarde en fascines, ten einde gedekt te zijn tegen elk retour-offensif van den vijand. Terwijl een gedeelte der colonne het vuur der Pat hanen beantwoordde, voerden de overigenna de opening der mijn bij de deur van het zomerhuis te hebben gevonden het materieel aan, dat men behoefde om de mijn te laten springen. Zij bestond uit een put van 3 meter mid dellijn en 2 meter diepte, die tot op 3 meter afstand der omwalling een zijtak uitzond. Een 12tal Sikhs sprong in de opening en maakte de werkers, die zich in de galerij bevonden, met de bajonet af. Men moest nu nog alleen de mijn ladenongelukkig hadden de Sikhs onderweg hunne gereedschappen verloren en het touw, dat voor de ontsteking bestemd was, was in verscheidene stukken gebroken. De toestand was des te hachelijker, daar volgens ontvangen tijdingen de vijand met over machtige strijdkrachten in aantocht was. (1) Een onverwachte gebeurtenis verhaastte de oplossing dezer stoute onderneming. Juist op 't oogenblik dat de buskruitladingen waren aangebracht, deden 2 of 3 vijandelijke werkers, die ontsnapt waren aan het ouderzoek der Sikhs, plotseling een uitval op de opening der mijn. De aan dieD ingang op post staande sepoy's vuurden onmid dellijk, een der schoten deed de ladingen ontvlammen en de mijn, die men nog niet eens den tijd had gehad op te vullen, ontplofte. Zoo spoedig mogelijk keerde luitenant Harley met de zijnen, onder een kogelregen des vijands, nt ar het fort terug. Hij had bij deze ouder neming 8 man verloren en 14 gewonden bekomen. Een korte stilte volgde; de vijand benutte den nacht en den vol genden dag om zijne dooden te transporteeren en te begraven. Den 19en Aptil meldde een Cüitraleesch verspieder aan Dr. Robertson, dat Sher-Afzul verdwenen was en inderdaad bleek ook, dat. rie omgeving van het fort verlaten was. Het beleg was werke- lnk oogebroken; de heldhaftige tegenstand der bezetting had de (1) Die werd door de bezetting v*n het fort van af de omwalling waargenomen en onmiddellijk bericht aan luitenant Harley.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 351