KRIJGSMACHT DER ZUID-AFRIKAANSCHE REPUBLIEK.
Organisatie.
In oorlogstijd bestaat de krijgsmacht der republiek uit alle man
nelijke ingezetenen tusscben de 16 en 60 jaar, die in staat zijn de
wapenen te dragen en indien het noodzakelijk is, ook uit de kleur
lingen, wier hoofden onderworpen zijn aan de Republiek.
Indien een algemeene oproeping (levée en masse) plaats heeft, zou de
opperbevelhebber, volgens de volkstelling van het begin van 1895,
beschikken over 13503 mannen tusschen de 18 en 34, 6564 man
nen tusschen de 34 en 50 en 3856 mannen beneden de 18 en boven
de 50 jaar, allen in staat om de wapenen te dragen.
Bovendien kan men de inboorlingen oproepen van de districten
Rustenburg, Pretoria, Middelburg-Leijdenburg, Waterberg, Zout-
pansberg, Lichtenburg en Moexico, die op een getal van 380.000
inwoners 60000 man onder 31 hoofden ouder de wapens zouden
kunnen brengen.
Behalve de gewapende burgers heeft de republiek een korps gen
darmen of gewapende politiedienaren en een korps artilleriehet
laatste bestaat uit 7 officieren, 4 sergeanten, 8 korporaals, 1 wapen
smid en 100 minderen.
Het materieel bestaat uit 6 lichte Krupp-veldkanonnen, 6 zware
Krupp-snelvuurkanonnen, 4 lichte en 2 zware Maxim-kanonnen,
1 voorlaadkanon en 1 mitrailleuse.
Ten slotte vormen de veldtelegrafisten een sectie ter sterkte van
1 officier en 15 minderen.
Kleecling.
Een uniform in den eigenlijken zin des woords, zooals bij de vaste
legers, hebben de Boeren nier, maar de gewone kleeding is voor
allen zoo gelijkvormig, dat men, wanneer men een troep te paard
ziet, zou gelooven, dat hij een uniform draagt.