345
3. De vijf tressen van zwart kemelsharen koord op de borst der
blauwe atilla worden voor alle hoofd- en subalterne officieren van het
leger in Nederlandsch-Indië in groote tenue vervangen door een gelijk
aantal daaraan overigens gelijkvormige tressen van zoogenoemd massief
rond goud- (of zilver-) koord, dik vier millimeter, zijnde het metaal in
overeenstemming met dat der knoopen.
4. Die tressen in groote tenue worden voor alle adjudant-onder
officieren vervaardigd van met zwarte zijde doorwerkt zoogenaamd massief
goud- (of zilver-) koord, als voren.
Artikel 2.
Alle hoofd- en subalterne officieren-intendanten dragen de uniform van
het dienstvak der militaire administratie, wordende echter op de mouwen
der blauwe atilla, op twee millimeter boven de kemelsharen tres in de
uitmonsteringskleur, een platte verzilverde tres aangebracht, breed drie
millimeter, zooals in figuur 1 is aangegeven.
Artikel 3.
1. Yoor alle hoofd- en subalterne officieren en adjudant-onder
officieren van het leger in Nederlandsch-Indië wordt het model van de
kwartiermuts nader vastgesteld als volgt:
Zij is van blauw laken, van buiten zonder plooien, van den vorm, in
figuur 2 en 3 nader aangeduid, hoog aan de voorzijde vijf en negentig
a honderd millimeter, aan de achterzijde, gemeten langs de bies, honderd
dertig a honderd veertig millimeter; de hol (niet ingezonken) ovaal, zijnde
de lengte-as honderd veertig a honderd vijf en veertig millimeter lang,
de breedte-as honderd dertig a honderd vijf en dertig millimeter, alles
buitenwerks gemeten;
zij is voorzien van een band van goud of zilver galon (in overeen
stemming met het metaal der knoopen), voor hoofd- en subalterne officieren
breed zes en twintig millimeter, voor adjudant-onderofficieren breed vijftien
millimeter, gaande boven en onder langs dit galon een bies in de uitmon
steringskleur, terwijl voorts om den bol en opgaand langs de achterzijde
een bies loopt, voor subalterne officieren en adjudant-onderofficieren in de
uitmonsteringskleur, voor hoofdofficieren van goud of zilver tres, breed
twee millimeter, in overeenstemming met het metaal der knoopen;
zij is vóór, aan het boveneinde, voorzien van een ovalen pompon, hoog
veertig, breed acht en twintig millimeter, en dik in het midden, dertien