347 zij worden aangebracht op de linker mouw, komen geheel overeen met hetgeen ter zake voor het leger hier te lande is of wordt bepaald. Artikel 5. 1 Het tegenwoordig besluit is, behoudens de hierna te noemen uitzonderingen, bindend voor zooveel artikel 2 en 3 aangaat van en met 1 Januari 1800 zeven en negentig, overigens van en met 1 Januari 1800 acht en negentighet treedt voor militairen beneden den graad van adjudant-onderofficier geleidelijk in werking. 2. Door den Minister van Koloniën in Nederlanden door den Commandant van het leger en chef van het Departement van Oorlog in Nederlandsch-Indië kan, op daartoe schriftelijk in te dienen gemotiveerd verzoek, schriftelijk vergund worden ook na 31 December 1800 zeven en negentig in groote tenue de blauwe atilla met zwarte kemelsharen tressen, benevens schouderkwasten met snoeren naar de tot dusver geldende modellen, te dragen; doch alleen: a. aan hoofd- of subalterne officieren, die gedetacheerd zijn van het leger hier te lande bij het leger in Nederlandsch-Indië die, gedetacheerd geweest zijnde van het leger in Nederlandsch-Indië bij de landmacht in West-Indië, hier te lande op uitzending naar Oost- Indië wachten; die het vooruitzicht hebben in den loop van 1800 acht en negentig den militairen dienst te zullen verlaten, of op nonactiviteit gesteld te zullen worden, en eindelijk, die met verlof in Europa aanwezig zijn; b. aan adjudant-onderofficieren, van wie het zich laat aanzien, dat zij in den loop van 1800 acht en negentig den dienst zullen verlaten of in aanmerking kunnen komen voor eene bevordering tot onder-luitenant. 3. De wijzigingen, in de uniform gebracht bij het tegenwoordig besluit, mogen van heden af worden aangebracht; in geen geval worden schouderkwasten met snoeren gedragen bij de groot tenue atilla, om schreven in artikel 1, 3 en 4. De Minister van Koloniën is belast met de uitvoering van dit besluit,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 364