„RÜCKENGANGER" IN GALOP. In het begin van dit jaar ('95) verscheen in het Indisch Militair Tijdschrift een artikel van mijn hand, getiteld: „De derde uitgave „van Plinzner's System der Pferde-Gymnastik". In dat opstel, hetwelk zich om redenen daarin ontvouwd, beperkte tot een bespre king van het eerste hoofdstuk, de inleiding, trachtte ik duideliik te maken de beteekenis van des schrijvers begrippen omtrent Rücken ganger en Scheukelganger. Ik betoogde daarin dat onder „elastische Rückenaufwölbung", een der karakteristieke kenmerken van den Rückenganger, verstaan moet worden, niet een positief omhoogwelven van den rug, waartoe Plinzner's uitdrukkingswijze allicht zou leiden, maar een tonische spanning der rug- zoowel als der buikspieren» waardoor voor- en achterhand, door intermédiair van de middenhand, veerkrachtig werden verbonden, waarbij evenmin bestaat een kramp achtig welven van den rug door saamgetrokken houden der buik spieren, als een slap doorbuigen van dat orgaan onder het gewicht van den ruiter; immers beide deze toestanden stempelen het paard tot Schenkelganger. Dit interessante onderwerp besprekende met een mijner kennissen, den luitenant der artillerie Kattenbusch, gaf hij mij te verstaan, dat zoo de werkingswijze der rug- en buikspieren al deze mocht zijn bij den Rückenganger in stap en draf, de groote beteekenis van de juiste werking, het juiste gebruik dier spieren bij den Rückenganger echter in den galop gezocht moest worden en wel op een andere manier. Plinzner nu releveert elders hoe, met de hooge eischen welke men in den lateren tijd aan de cavalerie stelt, in de eerste plaats gerekend moet worden met den galop als tempo en ik geloof wel dat dit het algemeen aangenomen standpunt is. De heer Kattenbusch heeft mij van de juistheid zijner opvatting overtuigd. Ofschoon een Rückenganger, d. w. z. een goed gaand

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 37