363
De dag van 6 Februari werd door generaal Pel besteed tot het doen
verkennen der belangrijke Atjehrivier, in welker nabijheid men zich
thans bevond.
Twee colonnes zouden daartoe uitgaande eene colonne onder
majoor Diepenheim, bestaande uit
de 1® en 2e compagnie 3e bataljon (le luitenant Steur en kapitein
de Man),
de 3e compagnie 13e bataljon (kapitein de Bruijn), 1 sectie artillerie
(1B luitenant Opzoomer), mineurs en ambulance,
ontving de opdracht, zich naar den meest Noordoostelijken hoek
van Lambaroe te begeven en van daar Noordwaarts op de rivier
te verkenneD, in den rug tevens de huizen verbrandende, terwijl
de andere colonne, onder majoor Mekern, sterk
de 2e, 3e en 4e compagnie 8® bataljon (kapiteins van Moerkerken,
Weijns en Kievits),
de 2e compagnie barisan (kapitein Vervloet), 2 sectiën artillerie
(kapitein Duguiés), mineurs en ambulance,
bevel kreeg, om zoodra de brand in Lambaroe ontwaard werd,
Noordoostelijk door den kampong Pager Ajer op te rukken, ter ver
kenning der Atjehrivier.
De vleugels van beide colonnes zouden, om het verband te bewaren,
hoornsignalen geven, een maatregel, die totaal fiasco maakte.
De colonne Diepenheim begon hare bewegiog om 6 uur in den
morgen, de colonne Mekern eerst ruim 3 uur daarna, een half uur
later gevolgd door den generaal en diens staf en het escorte mariniers.
Weldra waren allen ongeveer aan het dwalen in het gansch onbe
kende terrein; generaal Pel stuitte op het hoofd der colonne Diepenheim,
die ten eenenmale niet wist, waar zich de colonne Mekern bevond.
Nadat daarop de generaal Noordoostelijk en colonne Diepenheim
Noordelijk verder gingen, werd eensklaps een hevig geweer- en
geschutvuur gehoord, dat het kon niet anders zijn van de
colonne Mekern uitging.
Generaal Pel beval thans aan overste Meijer de colonne Mekern op
te sporen en te zien, wat er gaande was.
Vergezeld door den l'n luitenant-adjudant Munniks de Jongb, den