365 de sawah tea Oosten van kampong Pager Ajer en twee uren later was men op de sawah bij kampong Bajoe, ten Zuiden van Longbattah- missigit beland, om er te bivouakeeren. Wij bevonden ons thans in de onmiddellijke nabijheid van de reeds meermalen vermelde vijandelijke linie van Imam Longbattah, de linie van Pager Ajer. Weinig beteekenend nu was die linie nieteen 16 tal aarden redou- ten, handig aangelegd, achter eene met struikgewas bezette, voor het oogenblik droge sloot, door tal van chicanes versperd, lagen daar in 2 liniën, met een reduit daarachter. Nog dienzelfden namiddag gingen zieken en gewonden door naar Kota-Radja, terwijl onze post Longbattah-missigit vivres naar het bivouak deed brengen, om den soldaat dien avond nog een warm maal te kunnen geven. De vivres voor de ageerende colonnes, die de laatste dagen te Lampenehen waren opgestapeld geweest, waren op; het aantal draag- koelies meteen erg ingeslonken. Het was dan ook noodig, dat een ieder eens op zijn verhaal kwam. De gezondheidstoestand was ongunstig, het aantal zieken nam da gelijks toe en ook de cholera, alhoewel niet toenemende, liet onze troepen nog altijd niet los. Sedert dan 26en December des vorigen jaars waren bovendien van de troepen aanhoudend zware vermoeienissen gevergd geworden waren de per dag afgelegde afstanden ook al klein, dikwerf niet grooter dan een 3 a 4000 Meter, meestal waren de troepen vermoeid, als of zij 3 a 4 uur afstands hadden gemarcheerd. Vooral het marcheeren door de hooge padivelden en de rawahs was zeer afmattend. Het dat al was de geest der troepen, die gedurende 42 dagen a la belle étoile geslapen hadden, trots vaak onderbroken geregelde verpleging, uitmuntend gebleven en waren de officieren er van ge tuige geweest, dat nog op den 6en Februari de soldaat even opge wekt tegen den vijand was opgerukt als in het begin van den veldtocht. Generaal Pel was dan ook uiterst tevreden en belichaamde zulks in een dagorder, dien wij straks zullen mededeelen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 382