371 geweest, een zekere Ma-Oesin, die verklaarde ons gaarne den weg te willen wijzen. Hij had naar zijn beweren het zoo beet in zijne krijgsgevangen schap gehad, dat hij tot wederdienst bereid ons in den rug der versterkingen der Atjehers brengen zou, altijd als men hem ook thans goed behandeldeterwijl hij bij eene minder goede behan deling, zoo verklaarde hij ons ook zou durven misleiden. Ma-Oesin nu, de slanke, jeugdige Atjeher met zijn meer Ara bisch dan Maleisch type, met zijne vrijmoedigheid in het spreken en met zijn sluwen oogopslag hij heeft ons nimmer bedrogen, ons altijd goed gediend. (1) Het doel van de thans door den generaal in te zetten operatiën was, de laatste hand te leggen aan het hiervoren reeds medegedeelde oorlogsplanmen zou daartoe langs den rechteroever der Atjeh- rivier gaan, tot men nabij Pager Ajer-missigit aansluiting met onze Zuid-Oosterlinie verkregen had, om daarna in den rug van de vijan delijke versterkingen aan den PinangrandNoord-op tot aan Koeala Gigchen, kon het zijn tot aan Kroeng Raja voort te rukken. Om het eerste gedeelte van dit plan te bereiken, zouden twee colonnes van uit Kota Radja langs rechter- en linkeroever gaan, ter wijl daarna de op den linkeroever ageerende colonne naar den rech teroever zou overgaan, om vereenigd met de overige troepen de XXYI Moekims binnen te rukken. Nadat ter uitvoering van een en ander door de intendance en de artillerie te Longbattah en Kota Alam vivres- en munitiedepots waren opgericht en de commandant der artillerie kon rapporteeren, dat van elk der twee batterijen 8 cM. licht 2 sectiën klaar stonden, om voldoende uitgerust uit te rukken, besloot de opperbevelhebber, op den 18en Februari er op los te gaan. (1) In 1877 en 1878 was Ma-Oesin in onzen persoonlijken dienst, toen wij den post Boekit-Seboen commandeerden. Ook daar presteerde hg goede diensten. Zijn leven liep echter dagelijks gevaar, een enkele keer herbergden wij hem voor zijne veiligheid in de benting, o.a. op een keer, toen hij te Anak Paja in den slaap eene lanssteek door zijn hoofddoek bekomen had. Ma-Oesin is ten slotte op zijn eigen aardig veld van eer gestorven, men vond hem op een zekeren dag in kampong Poenay als wij ons niet bedriegen als een koe in stukken gehouwen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 388