373
Dewijl de beide genoemde colonnes dicht in elkanders nabijheid
ageeren, voegen zich de koelies met vivres bij de colonne Jeltes.
Eene derde colonne, bestaande uit het R. H. 13® bataljon infanterie,
1 sectie artillerie, 1 detachement mineurs en 1 ambulance, onder majoor
Mekern, marcheert uit Kota Radja tot Pendetie, steekt daar onmid
dellijk over naar de Atjehrivier en volgt den linkeroever op zooda-
nigen afstand, dat zij den vijand achterwaarts drijft, om den weg
voor de beide eerste colonnes gemakkelijk te maken.
Majoor Mekern wordt ten dringendste aanbevolen, de colonne Jeltes
steeds in het oog te houden en daarmede in verband te ageeren.
De eerstaanwezend genie-officier gaat mede, ook de artilleriecom
mandant dan wel de aan hem toegevoegde majoor.
De 1® luitenant-adjudant J. H. de Bruijn, stafofficier bij de
colonne Mekern, de 1® luitenant-adjudant G. S. Schultz bij de
colonne Diepenheim, de 1® luitenant-adjudant A. W. K. ter Beek
bij de colonne Jeltes.
De 1® luitenant-adjudant H. E. Munniks de Jongh blijft bij den
generaal.
Bij elke colonne worden twee cavaleristen ingedeeld.
Vivres- en munitiedepots zijn te Kota Alam en Longbattah-missigit.
Bij elke colonne (de 1® en 2® hier als één colonne beschouwd)
wordt een officier van de militaire administratie ingedeeld, om op de
levensmiddelen en den transportdienst toe te zien.
Acht koelies bij elke compagnie dragen de kookketels en de
vivres voor één dag.
De colonnecommandanten deelen voor de voeding van artilleristen, ca
valeristen, mineurs en ambulance dezen bij één hunner compagnieën in.
Een streng toezicht op de aan de koelies verstrekte bamboezen
picolans is noodig, dewijl de voorraad nagenoeg is uitgeput.
De militaire en civiele bevelhebber
Pel.
De sterkte van de hiervoren bedoelde troepen was als volgt:
R. H. 3® bataljon infanterie
14 officieren, 118 Europeesche en 245 Inlandsche minderen,
R. H. 12® bataljon infanterie: