377
goed is in ons wapen en vooral als dit de helft van het wapen is,
is het m.i. eerder noodig voor de reputatie van het wapen, die slechte
helft te zien weg te krijgen, dan ze voor de buitenwereld hoog te
houden. Alsof die het niet evengoed zag als de cavalerie-officieren
zei ven. Struisvogelpolitiek is hier geheel misplaatst.
Ad. Ill en IY. Hieromtrent zijn de heer P. en ik het zoo totaal
eens in plaats van oneens, dat ik het haast onnoodig vind hierbij nog
iets naders tot staving er van aan te voeren.
Op blz. 158, 3e regel van boven, toch zegt hij:
„De recrutenopleiding vond ik in Nederland, wat het rijkunstig
onderricht betreft en wat daarmee in verband staat, ontegenzeggelijk
zeer veel beter."
Nu hebben de heer P. en ik hierbij weer een klein meeningsver-
schil over het al of niet beoefenen der grondbeginselen van den velddienst
bij het depoteskadron en verklaart hij niet gediend te zijn van depot
eskadron-velddienstwijsheid. Ik blijf bij mijne opinie, dat de recruut
de grondbeginselen van den velddienst bij het depoteskadron moet leeren,
om later bij het veldeskadron daarop voort te kunnen bouwen.
Dat hiervoor uitbreiding van personeel noodzakelijk is (o. a. een
ritmeester-instructeur) geef ik gaarne toe, de hoofdzaak blijft dat door
ons beiden de recrutenopleiding voor verbetering vatbaar wordt geacht.
Wat de kadervorming en de waarde van het tegenwoordige kader
aangaat, men leze de beschouwingen van den heer P. van af blz. 158
l6 alinea v. o. tot en met blz. 159 en men zal alweer opmerken, dat,
uitgezonderd het kleine meeningsverschil omtrent den weinigen wer
kelijk beschikbaren tijd van den luitenant-adjudant, directeur der
kaderschool, voor het onderwijs (waaromtrent ik mijne meening blijf
volhouden, n'en déplaise den oud-directeur P.), wij het alweer volkomen
eens zijn.
Resumeerende kom ik dus tot het besluit, dat evenals ik, de heer P.
in de door mij gewenschte richting veranderingen zou wenschen in:
a. oefeningen der eskadrons,
b. recrutenopleiding,
c. formatie van het regiment (afschaffing Inlanders),
d. kadervorming,
en dat er dus van zijn totaal oneens zijn m. i. al zeer weinig over-