378 blijft; integendeel dat de heer P. en J. in hoofdzaak dezelfde meeningen koesteren omtrent de hervormingen, voor het wapen der cavalerie noodig en nuttig. Ik zou dus kunnen eindigen met een woord van dank voor de schijnbaar afbrekende, doch in werkelijkheid voor mij zeer vleiende critiek van den verdienstelijken eavalerie-officier P., indien ik nog niet even zou willen wijzen op hetgeen op blz. 160 over de antecedenten van den heer P. en de vermoedelijke antecedenten van J. gezegd wordt. Ik kan den heer P. verzekeren, dat hij daarin de weegschaal wel wat al te erg naar zijn kant trekt en ten opzichte van J. vrij wel de plank misslaat, daar deze wel degelijk uit zijne voor den vijand en in het garnizoen opgedane ondervinding het een en ander putte en niet alles verkondigde, wat hij van hooren zeggen heeft. Mijnerzijds sluit ik hiermee de bespreking van het onderwerp in quaestie. J.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 395