KARABIJNEN. Had ik meermalen gelegenheid, mij in dit tijdschrift met de bij de verschillende legers in gebruik zijnde geweren bezig te houden, thans zij het mij vergund aan de karabijnen een afzonderlijk opstel te wijden. Alvorens het geschiedkundig overzicht aan te vangen, zij in 't kort iets over de algemeene inrichting medegedeeld. Toen de karabijnen in handen gegeven werden van troepen, voor welke een licht en kort wapen noodig geoordeeld werd (lengte 1 M., gewicht 3.5 kilogram), gaf men in verschillende landen met het oog op de gemakkelijke munitie-aanvulling enz. het wapen de zelfde patroon als het infanteriegeweer. Ook in Nederland is men daartoe overgegaan in 1873 en 1890; doch wat waren de gevolgen? Dat het projectiel niet de volle spankracht der gassen ondervond door den te korten loop, dat de aauvangssnelheid kleiner was, kortom dat de ballistische eigenschappen geringer waren dan van 't geweer. Een voorname factor, de terugstoot, werd door 't geringe gewicht van het wapen en de groote lading vrij hinderlijk, zoodat ik menig maal, vooral bij liggend opgelegd schieten, gezien heb, dat den schutter de lippen stuk geslagen werden. Nu bij de vermindering van kaliber zelfs tot 6.5 mM. en het betrekkelijk groot gewicht van de karabijnen is deze terugstoot verminderd en de ballistische eigenschappen zijn zeer verhoogd, hetgeen ik later door eenige gegevens verder hoop toe te lichten. De inrichting der karabijnen moet even eenvoudig zijn als die der geweren, uitstekende deelen moeten vermeden worden, daar deze voor cavalerie slechts hinderlijk kunnen zijn. Maakt men dus gebruik van een grendelsluiting, dan moet de knop omgebogen worden, terwijl vizier en korrel zoodanig moeten ingericht worden, dat zij niet kunnen beschadigen. In vele staten werden de nieuwere karabijnen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 396