29 werkende voorhand komt dus bij den Rückenganger langzaam en zacht, bij den Schenkelganger zwaar, overhaast en met een smak neêr. 2° Wordt dit zachter neerkomen nog verkregen door de werkings richting van de lange rugspieren van achter en onder naar voren en boven, waardoor de zwaartekracht in hare werking op de zwevende voorhand beter wordt geneutraliseerd. 3° De voorhand, zachter neerkomende, zal van het binnenvoorbeen minder schragende werking worden gevraagd en dit dus beter berekend wezen om, na gebogen te zijn, de voorhand omhoog te heffen. 4° De voorhand verkrijgt arbeidsvermogen van beweging ten opzich te van de achterhand en sleept deze, d. w. z. het geheele paard mede. 5° Door de werking der rugspieren van uit de voorhand krijgen de achterbeenen ruimte om vooruit te grijpen. Tot zoover de heer Kattenbusch. Bij het als Rückenganger galoppeerende paard zullen wij in korten galop, gebaseerd op de bovenbeschreven voorstellingswijze, zien een galopsprong met verheven voorhand, gepaard met sterk buigen der achterbeenen (lage achterhand), en bij den gestrekten galop een zeer ver vooruitwerpen der voorbeenen, met ver ondergrijpen der achter beenen en gevolgd door ver achterwaartsstrekken der achterbeenen. Natuurlijk zal het parallelogram van krachten, dat hierbij in het spel is, in het eerste geval den kwadraatvorm naderen, in het laat ste is het een rechthoek met een lange horizontale zijde. Indien het galoppeerende paard niet als Rückenganger arbeidt, d. w. z. niet het voordeeligste gebruik maakt van de werking zijner rug- en buikspieren, kan het als Schenkelganger gaan of met opgetrok ken rug, öf gelijk de meeste Schenkelganger, met slap doorgebogen rug. Wanneer de rug constant omhoog gewelfd staat, door kramp achtig vasthouden der buikspieren kan onmogelijk telkens afwisselend een maximale krachtsuiting van rug- en buikspieren plaats hebben! het is bepaaldelijk dan niet mogelijk dat de rugspieren met voorhand als vast punt de achterbeenen achterwaarts wegwerpen en evenmin dat zij, zoodra het buitenachterbeen op den grond is gekomen, de voorhand ver vooruit gooien en tevens oplichteuhet paard zal met korte en stootende sprongen galoppeeren, geheel wat wij ook zien en voelen bij een paard in galop, dat z. g. zijn rug optrekt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 40