410 marsch veroorzaakte. De meeste bezwaren had zij te overwinnen bij een marsch van Mataram over Rembega naar Ampenan. De weg was te smal en daarbij slecht onderhouden, terwijl het water, dat er dikwijls overheen stroomde, diepe groeven had ingeseden. De sawahs, hoewel droog, leverden door de vele en hooge terrassen tamelijk groote moeielijkheden voor de beweging op. De veldartillerie is slechts een enkele keer bij eene colonne inge deeld geweest, maar heeft bij die gelegenheden getoond zich goed in het terrein te kunnen bewegen. Juist toen is ook het groote nut van een pionierafdeeling ten duidelijkste gebleken. Vooral was dit het geval bij een marsch, met het 6e bataljon infanterie naar Narmada gemaakt. De pionierafdeeling, die voor aan de colonne marcheerde, heeft verscheidene malen hindernissen in den weg moeten verbeteren of opruimen, zooals het afgraven van te steile hellingen bij overgangen van kleine stroompjes, het herstellen van bruggetjes en dergelijke. Aan haar werkzaamheden is het dan ook gedeeltelijk te dan ken, dat de veldbatterij geen vertraging in den marsch heeft veroorzaakt. Overigens valt er geen bijzonders uit die dagen te vermelden, daar al spoedig zooveel doenlijk de gewone garnizoensbezigheden werden hervat. Op den 17cn Augustus werd de le sectie bergartillerie toegevoegd aan eene colonne, welke te Praja machtsvertoon moest houden en op den 18en Augustus de 2e sectie bij eene colonne ingedeeld, die tot hetzelfde doel uitrukte naar Batoe Klian. Deze sectiën waren als volgt samengesteld 1 luitenant, 2 Europeesche sergeanten, 2 Europeesche korporaals, 1 trompetter, 12 Europeesche kanonniers, 14 stukrijders, 1 officierspaard, 3 rijkspaarden en 14 muildieren; terwijl per sectie werden meegevoerd, behalve de twee stukken, 16 draagbare munitiekisten en eenige reserve-harnachementsdeelen. De 1® sectie heeft het bivouak betrokken te Soekarara en van daar-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 427