412 Bij ieder stuk was een der luitenants ingedeeld, terwijl aan een adjudant-onderofficier speciaal de zorg over de paarden was toever trouwd en de manschappen der reserve onder den sergeant-majoor bij de reservemunitie waren ingedeeld, om te waken voor een gere- gelden en tijdigen aanvoer van munitie. Aan het stuk, geplaatst tegenover de poort van Mataram, was eene afzonderlijke infanteriedekking toegevoegd. De l6 sectie bergartillerie was, zooals wij gezien hebben, gebi- vouakeerd te .Soekarara, de 2e sectie te Batoe Klian. Het overige personeel en materieel, dat niet mede uitgerukt was, was achtergebleven in het bivouak te Tjakranegara. VII. Verrichtingen der sectiën artillerie op 25 Augustus en volgende dagen. a. Verrichtingen der le sectie veldartillerie. Nadat de l6 sectie veldartillerie te Tjakranegara in batterij was gesteld, gelijk wij hiervoor hebben gezien, werd last gegeven de stuk ken met kartetsen te laden en de paarden af te tuigen en onder te brengen in de stallen der bergbatterij, terwijl de kanonniers op het signaal „alarm" naar de stukken zouden gaan (een man was al dadelijk aangewezen als stukkenwacht) en de stukrijders de paarden zouden optuigen. 's Nachts omstreeks 11-| uur werd het bivouak gealarmeerd en waren allen op hunne posten. Met kartetsen en vooraf getempeerde granaatkartetsen werd het vijandelijk vuur beantwoord, terwjjl van tijd tot tijd ook granaatvuur werd afgegeven tegen de poeri-muren, doch zonder het gewenschte succes; de afstand was te klein, waar door de granaten niet haar vernielende uitwerking konden doen gel den. Alleen deed het artillerievuur den vijand voor een oogenblik het vuur staken. Voortdurend bestookt en een paar keeren zelfs met een lansaan- val bedreigd, werd de nacht gepasseerd tot eindelijk de dag weder aanbrak (26 Augustus), doch zonder veel verbetering te brengen. In den loop van den morgen werden de stukken binnen het ommuurde gedeelte, grenzende aan en deel uitmakende van het bivouak, gebracht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 429