418 De muildieren, die de stukken trokken en een paar, die munitie droegen, werden goed in bedwang gehouden en sloten zich aan bij een gedeelte der colonne, dat zich op een erf vereenigd had. Hier kreeg men evenwel enorm zwaar vuur en de uitwerking van de artillerie op den korten afstand, waarop gevuurd moest worden, was niet voldoende, zoodat werd besloten deze plaats te verlaten en te trachten buiten Tjakranegara te komeu. Weldra had men de sa wah bereikt en werd hierover de marsch aanvaard, Na een korte wijle kwam de colonne voor een diepingesneden kali te staan. Op dat oogenblik had de artillerie nog maar 3 trekdieren, 3 draagdieren en 2 paarden. Eerst was men over een terras van ruim 1 M. hoogte gekomen, daarna een diepe kali gepasseerd en aan den overkant stond men voor eenige terrassen van ongeveer M. hoogte. Mecschen en dieren waren te vermoeid om al deze hindernissen te overkomen, zoodat na aanvankelijk trachten de colonne te blijven volgen, deze zich meer en meer verwijderde, waardoor de zoo zeer gedunde sectie ten slotte alleen stond. Het onmogelijke inziende om de stukken te behouden, tenzij ten koste van een roekeloos wagen der nog aanwezige manschappen, werd besloten de stukken onbruikbaar te maken door het meevoeren der sluitstukken en zich weder aan te sluiten bij de colonne, hetgeen weinig uitstel gedoogde, daar de vijand zich reeds op de sawah vertoonde. Het resteerend personeel is de colonne verder gevolgd en kwam met deze 's avonds in het bivouak te Ampenan aan. VIII. Opgave der geleden verliezen aan personeel en materieel. Van de le seetie veldartillerie, welke ter sterkte van 1 officier, 2 Europeesche sergeanten, 2 Europeesche korporaals, 1 trompetter, 12 Europeesche kanonniers, 6 stukrijders en 16 paarden, den 25en Augustus naar Tjakranegara was uitgerukt, zjjn gesneuveld 1 Europeesch sergeant, 2 Europeesche kanonniers en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 435