422 -
Een woord van lof.
In de boop door het vorenstaande de sympathie van mijne lezers
opgewekt te hebben voor de zoo ongelukkige bereden artillerie, die,
door de omstandigheden gedwongen, haar stukken moest achterlaten,
wensch ik met een enkel woord lof te brengen aan allen, die toen
tot de veld- en bergbatterij behoorden, want waarlijk, de groote moed
eu de gehechtheid aan de stukken, toen en ook later aan den dag
gelegd, verdienen erkentelijk herdacht te worden.
De minderen vooral, zich genoodzaakt ziende hunne stukken in
den steek te laten, hebben door groote toewijding aan hunne gewonde
superieuren en gelijken getoond door dien tegenslag niet den moed
te verliezen.
Zij hebben hun best gedaan om te assisteeren, waar zulks gewenscht
was, door zich vrijwillig te scharen bij hunne officieren om ze gedurende
den moeilijken terugtocht te dragen en te verzorgen of wel door zich met
een geweer te wapenen om, waar zulks noodig mocht zijn, vernieuwde
blijken van goeden wil en moed te geven.
Slechts weinigen zal dit alles getroffen hebben in die dagen van
groote spanning en zwaren strijd, maar zij, die bet van nabij hebben
gadegeslagen, zullen ten hoogste de houding van de bereden artillerie
in die zware beproeving apprecieeren.
Hoewel het succes der artillerie tegen was, zal toch een ieder door
drongen zijn van het feit, dat daar, waar zij optreden kan en mag, de
verwachtingen hoog opgevoerd mogen worden, zonder bevreesd te zijn
voor eene désillusie, welke niet door onvermijdelijke omstandigheden
bewerkt wordt.
Pontianak, December 1895.
A. van pen Bovenkamp.
Ie luitenant der artillerie.