Van af Kota Alam geschiedde de marsch in de navolgende orde:
12e bataljon barisan
46 3e 2e le comp. 4® 2e
I
sec
tie Tin-
1
dal sectie I van I Gorkum
1 peloton barisan 1 peloton barisau
1® compagnie
Mineurs Mineurs
Ambulance, verkenningsbrigade, gedekt door
3" compagnie barisan.
De infanterie in pelotonscolonne marcheerende met den rechter
vleugel aan de Atjehrivier geleund onderhield aanvankelijk een
afstand tusschen de compagniëen onderling van 50 pas.
De marsch had in den beginne ongestoord plaats, alleen werden
moeielijkheden ondervonden met het te doorloopen terrein eenige ver
laten bentings, met het front naar den rivieroever aangelegd, werden
voorbijgegaan, tot men omstreeks 111 /a uur v. m. aankwam tegen
over het nabij Longbattah gelegen Blang Tjoet.
Aan den kapitein Segov werd bevolen voorwaarts te gaan ter ver
kenning van den kampong, die vóór ons lag, bij welke gelegenheid
slechts een verlaten aarden werk, eene soort ben ting, aangetroffen
werd, met wier opruiming voor zooveel doenljjk dadelijk een begin
gemaakt werd.
Toen nu staande dit werk op den linkervleugel een hevig vuren
werd gehoord, klaarblijkelijk van de colonne Diepenheim en in
Segov's frontlinie inmiddels eene tweede compagnie aangekomen was,
marcheerde Segov eigener beweging „au canon" en bereikte hij spoe
dig het terrein, alwaar werkelijk het zooeven beschreven gevecht
had plaats gevonden.
Spoedig daarop keerde Segov weder naar zijne eigen colonne terug.
Om 1 uur n. m. ontving generaal Pel, die met zjjnen staf te
Kota Alam achtergebleven was, van den majoor Jeltes het bericht,
dat hij zich op de hoogte van Blang Tjoet bevond, doch nog altijd
niets van de colonne Mekern bespeurd had.