440
dus veel gevaar liep, ja zelfs onze nieuw opgerichte posten grooten-
deels afgesneden waren.
Het was dus dringend noodig den vijand andermaal uit dat ge
deelte der IX Moekims te verdrijven, ten einde de gemeenschap
met onze posten te herstellen.
Uit den kraton konden daarvoor geen troepen worden afgezonderd,
zoodat de generaal, hoe ongaarne ook, wel verplicht was daartoe
eene colonne te nemen van de drie, waarmede hij de XXYI Moekims
tot rede wilde brengen.
Aan den majoor Mekern werd daarom gelast, zich in den morgen
van den 14en Februari van de colonnes af te scheiden, de sectie
artillerie Opzoomer van de colonne Diepenheim tot zich aan te trekken,
de verbroken gemeenschap te herstellen, deze door sterke patrouilles
veilig te houden en voorts door posten te Lambaroe en Kajoeleh op
te richten, onze linie in de XXV en XXII Moekims te versterken.
Voor de troepen, die op den rechteroever van de Atjehrivier zouden
blijven, werden de navolgende bevelen uitgevaardigd
Bivouak Pango, 14 Februari 1876.
De colonne Diepenheim wordt bij de colonne Jeltes aangetrokken,
beiden vormen dus een geheel onder de bevelen van majoor
Jeltes.
Met die colonne wordt al dadelijk opgerukt, den rivieroever vol
gende tegen de daaraan liggende kampongs.
Die kampongs, zooals Meroe, worden genomen en verbrand.
Telkens na het nemen van een kampong en het bezetten van den
uitersten rand van de sawah, wordt bericht gezonden en nadere
bevelen afgewacht.
Eene compagnie barisan Bangkalan gaat met de koalies naar Kota
Alam tot het overbrengen van zieken en afhalen van vivres.
Eene tweede compagnie blijft met de fouriers, kookketels enz. in
Pango achter, ter bewaking van het bivouak. Te Pango wordt ge
kookt, om het eten later te doen opvoeren."
Ingevolge deze order begaf zich de colonne Jeltes des morgens
om 6| uur van denzelfden dag op marsch; het hoofdkwartier bleef
voorloopig te Pango achter.