441
Uit hetgeen nabij Pango van de Atjehrivier gebleken was, was
het duidelijk, dat op dit punt de gemeenschap tusschen de XXVI
en XXV Moekims onderhouden werdde oevers waren aan beide
kanten over eene breedte van 6 a 7 M. flauw hellend afgegraven, de
rivier was daar ter plaatse gedeeltelijk doorwaadbaar en nabij den
oever lagen zelfs een 4tal prauwen.
Alvorens echter voor goed te bepalen, dat op dit punt eene ver
sterking voor onze troepen zou verrijzen, wenschte generaal Pel den
rechteroever nog wat hooger op te doen verkennen en om die reden
was dan ook aan de colonne Jeltes de opdracht verstrekt, hierboven
gegeven.
De dag van 14 Februari was voor de colonne een zeer ver
moeiende dag.
Het terrein van af Pango tot aan kampong Lampermei, welke
kampong dien dag bereikt werd, bestond namelijk uit eene aan
eengeschakelde kampongrij, nu en dan afgewisseld door kleine gras
vlakten en een groot aantal suikerrietvelden, waarvan het gewas tot
meer dan manshoogte opgeschoten washet terrein was bovendien
doorsneden door eene menigte slooten en greppels, terwijl langs den
rivieroever op kleine afstanden tal van ingravingen werden aangetrof
fen, die de voetpaden aan de overzijde bestrekeD.
Zeer geschikt tot het voeren van den verdedigenden oorlog,
maakten de Atjehers van al die terreindeelen gebruik, om ons op
dien dag nadeel toe te brengen.
De sectiën artillerie van Gorkum en Tindai deden dien da" niet
minder dan 124 schoten.
Nadat de colonne een paar uur op marsch was, werd het vijan
delijk vuur niet slechts in front, maar voornamelijk op de linkerflank
ernstiger.
Om dit vuren op den linkervleugel te verklaren, moeten wij eene
poos naar Pango terug, alwaar het achtergebleven hoofdkwartier en
eene barisan compagnie (le luitenant Luijke), van uit Lam Kapang
in Noordoostelijke richting werden bedreigd.
Yan uit dien kampong toch schoven telkens kleine afdeelingen
Atjehers 5 10 man sterk, kruipende achter de galangans, de sawah
over naar den Noordoostelijken hoek van Pango, alwaar zij zich
O