34
den len luitenant-adjudant de Bruijn en
den controleur Tadema.
Voorts waren nog bij de colonne ingedeeld:
100 koelies bij de artillerie,
45 id. ambulance met 15 tandoes,
10 id. v n opnemingsbrigade,
64 id. verschillende korpsen tot het dragen van kook-
gereedschappen en vivres, en
100 id. tot het medevoeren van vivres.
De onder den overste Meijer staande colonne had dus eene totale
sterkte van
30 Europeesche officieren,
4 Inlandsehe id.
389 Europeesche mindere militairen,
389 Inlandsehe „en
319 koelies met hun burgeropzichter, te zamen 1132 hoofden.
Ongeveer ten 3^ uur nm. werd het bivouak te Pakan-Badak verlaten
en in N. richting door Lam-Padang tot aan Lam-Baroe en verder in
N. W. richting tot aan de Zuidelijke grens van Lam-Mawi gemarcheerd.
Van hier ging de marsch nagenoeg geheel West op door de groote
sawahvlakte, die aan hare Noordzijde begrensd wordt door Lam-Mawi,
Lam-Tengah en Lam-Pagger.
In den Z. W. hoek van laatstgenoemden kampong lag onze ver
sterking, alwaar de colonne gedurende een half uur rust geschonken
werd en aan haren commandant de noodige bevelen werden gegeven
met betrekking tot de weldra te verwachten transporten zieken en
gekwetsten en voorts tot de opberging van de uit.Kota-Radja voor de
colonne aan te voeren levensmiddelen.
Daarop werd de marsch voortgezet door Lam-Tjoetjoe tot aan
Blang-Kala, alwaar de troepen om uur in den namiddag aankwamen
en het bivouak betrokken.
Alhoewel de afstand tusschen Pakan-Badak en Blang-Kala langs
den dien dag gevolgden weg slechts ruim 6000 M. bedraagt, had de
colonne ongeveer 3 uur noodig gehad, dien afstand te doorloopen.
Het grootste oponthoud was ondervonden bij den marsch door Lam»