444
Dit Tjepoetoe. volgens den gids eene soort priesterschooi, lag midden
in de sawah, die ons bivouak te Lampermei aan de Noordoostzijde omgaf,
was door borstweringen en bamboedoerie aanplant versterkt en had,
zooals ons uit de nabij ons bivouak terecht komende stukken ijzer
bleek, een paar liila's (6 ponders) in batterij.
Het lag ongeveer 400 M. van ons verwijderd, terwijl dit bleek eerst
den volgenden dag op 80 M. van haar af zich eene waterleiding (wij
weten nu dat de Kroeng Lingkar het was) bevond, met laag struik
gewas bezet.
De te doorloopen sawah, waarvan de padi juist gesneden was, was
droog en een klein boschje, halverwegen tusschen de waterleiding en
ons bivouak liggende, gaf voldoende dekking, om er zich vóór den
afmarsch in gevechtsformatie op te stellen, zonder veel verlies te lijden.
Yoor den aanval werden bestemd:
het gehoele 3e bataljon,
de 2e, 3e en 4e compagnie 12e bataljon,
de 3e compagnie barisan,
1 sectie artillerie, benevens mineurs en ambulance.
Majoor Jeltes commandeerde de aanvalscolonne.
In het bivouak bleven derhalve achter, om rug en rechterflank te
dekken
de le compagnie 12e bataljon,
de 3e compagnie barisan en
2 kanons.
Onder bescherming van het vuur der in Lampermei achterblijvende
troepen werd in den morgen van den 15en Februari, achter het boschje,
de aanvalscolonne op de sawah geformeerd.
In de voorste linie, links de compagniëen Steur en de Man, rechts
de compagniëen Berkholst en Segov, daartusschen de sectie artillerie
Tindal, gedekt door de colonne de Lannoijin de tweede linie, even
eens in divisiecolonne, de compagniëen Bosch en Smith, daarachter de
ambulance, gedekt door de barisancompagnie Sachse.
De eerste linie werd bestemd om den rechtstreekschen aanval op
de in Tjepoetoe zichtbare, vijandelijke versterking te doen, de tweede
linie, om zoodra de voorste troepen tot den stormaanval overgingen,
rechts en links uit te zwermen, om den vluchtenden vijand na