445 te zetten dan wel in de flank te attaqueeren, als de vijand stand hield. De vijand werd het opstellen onzer troepen intusschen gewaar en vuurde er dapper op los, zonder, dank zij het bosehje, ons nadeel toe te brengen. Toen evenwel onze voorste linie van achter het bosehje te voor schijn kwam, nam het vuur nog in hevigheid toe, dat echter de onzen niet weerhield, om in eens flink tot op kartetsschotsafstand van de waterleiding op te rukken en, nadat 4 kartetsen waren geschoten, tot den stormaanval over te gaan. De vijand verliet de door hem aldaar ingenomen positie en trok overhaast op zijne benting terug. Het passeeren door de onzen van de waterleiding viel intusschen niet mee en veroorzaakte nog al oponthoud, waarna de aanval her nomen werd en op weinig na, onze geheele voorste linie stormen derhand den vijand te lijf ging. Ook de tweede linie volgde de aanvallende beweging. De generaal Pel, die zich een weinig Noordwaarts van ons bivouak had opgesteld, kon van daar duidelijk waarnemen, hoe kranig onze soldaten van drie zijden de versterking omvatten en de borstwering beklommen. De onversaagde aanval der voorste en tweede linie had intusschen zoo animeerend op onze in de reserve staande barisan gewerkt, dat deze zich liet verleiden mede te attaqueereneene beweging, die te beter kon worden gemist, nu staande de attaque in front op onzen rechtervleugel van achter eenige aardophoopingen het vuur door de Atjehers geopend werd en meteen dus ook aan die zijde door ons het offensief diende genomen te worden. Yan de 2e en 4e compagnie 12e bataljon werden daartoe respec tievelijk afgezonderd een peloton, onder luitenant de Bruijn en eene sectie onder luitenant de Jonker, welke afdeelingen in een ernstig gevecht werden gewikkeld, voor een deel zelfs handgemeen werden. Bij de laatstgenoemde sectie onderscheidde zich de Inlandsche fuselier Resso, n°. 82751, door een Atjeher neer te leggen, die op het punt stond, den op de sawah liggenden, zwaar gewonden Boegineeschen sergeant Massie af te maken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 462