450
Na aankomst der colonne Jeltes van Kajoe Adang te Oleh Karang
ontving majoor Diepenheim bevel, om met de le, 2° en 4e compagnie
van het R. H. 3e bataljon infanterie naar Pango terug te keeren
tot het afhalen van vivres, kookketels en bagage en meteen naar
Oleh Karang terug, de barisaucompagnie Luijke derwaarts te geleiden,
die des morgens te Paugo was achtergelaten geworden.
De majoor Diepenheim voldeed hieraan en kwam om 5 1/2 uur
n.m. te Oleh Karang terug met 1 gesneuvelde en 5 gekwetsteu,
waarvan er ai dadelijk 2 overledeneen verlies dat van uit Lam
Kapang was toegebracht geworden door enkele schoten, toen de
colonne op het punt stond het bivouak binnen te marcheeren.
Den volgenden dag, den 23ea Februari, werd met alle hands aan
de versterking gewerkt, ten einde op den 24en d. a. v. den marsch
te kunnen vervolgen.
Yele waren intusschen de wisselingen in de commando's geweest,
vooral bij het 12e bataljon infanterie; op den 23en Februari trad als
commandant van de 2e compagnie van dit korps op de 1® luitenant
Lutje in vervanging van den ternauwernood opgetreden luitenant de
Bruijn, terwijl dat van de 39 compagnie uithoofde van ziekte van
den kapitein de Lannoij op den len luitenant-adjudant Heijl overging.
De nachtrust in het bivouak te Oleh Karang werd gedurende twee
nachten niet gestoord.
De opnemingsbrigade traceerde op den 23ea Februari een korte-
ren weg naar Pango; zieken en gewonden werden naar Kota Radja
overgebracht, terwijl generaal Pel en de overste Meijer dien dag mede
naar den kraton gingen, om er eenige zaken af te handelen.
Inmiddels waren voor den volgenden dag de navolgende orders
uitgevaardigd:
„Morgen rukt de colonne onder de orders van den majoor Jeltes
verder op naar Koeala Grigchen; kookketels, vivres en bagage worden
medegenomen."
Mondeling werd daarbij gevoegd, den marsch over Kajoe Adang
te nemen en dan meteen de Kroeng Tjoet te verkennen, langs welke
rivier, gelijk bekend was, de vijand veel van zijn krijgsvoorraad en
handelswaren binüen kreeg.