35
Baroe, welke kampong op één gelid moest worden doorgetrokken en
verder in Lam-Tjoetjoe, waar de mineurs over een modderig, ziltig
water van ongeveer 12 M. breedte een brug hadden moeten slaan.
Trouwens ook de Blang-Kala vlakte gaf in den aanvang oponthoud
door hare meer dan gewone drassigheid.
Al spoedig bleek het den overste Meijer, dat de bewoners van een
50 tal langs de helling van het gebergte gelegen huizen voor het
meerendeel waren gevlucht.
Zij, die gebleven waren, waaronder ook het dorpshoofd, betoonden
intusschen niet de minste terughouding of tegenwerking, integendeel
verleenden zij alle gevraagde hulp.
Terwijl de generaal Pel zijn hoofdkwartier in de woning van dat
hoofd opsloeg, betrokken de troepen hun bivouak op eene droge
sawahvlakte in het meest Westelijk deel der Blang-Kala.
Eene compagnie infanterie, 4e comp. 36 bat., kapitein Jansen, plaatste
zich in Z. richting eenigszins naar voren om het bergpad, dat naar den
bergpas voert, te surveilleeren.
Had de order van generaal Pel hier voren medegedeeld, ook al
gewaagd van het maken eener verkenning, de colonnecommandant,
overste Meijer, tevens chef van den staf der troepen te Atjeh, begreep
maar al te wel, dat de excursie eigenlijk eene vermeestering der IY
Moekims ten doel had.
Reeds een paar dagen te voren toch had eene verkenning plaats
gevonden van het terrein, alwaar thans het bivouak lag, bij welke ver
kenning generaal Pel persoonlijk was tegenwoordig geweest.
Bij die gelegenheid nu was de generaal er mede bekend geraakt,
dat een smal bergpad van uit Blang-Kala naar de IY Moekims leidt,
een smal, vrij steil en moeielijk pad, dat zoo informeerde men hem
door in de streek te huis behoorende menschen in twee uur tijds kon
worden afgelegd.
Om evenwel niet al te veel argwaan op te wekken, had generaal
Pel zich toen maar korten tijd aldaar opgehouden en niet al te veel
vragen tot de bewoners gericht.
In den avond van den 15™ Januari nu kwam de overste Meijer
in het bivouak weinig meer te weten omtrent den door te trekken
bergpas.