36
Door de bewoners van het huis, waarin het hoofdkwartier lag,
werd intusschen nog geïnformeerd, dat de vijand zich de paar dagen,
tusschen de eerste verkenning en heden verloopen, had ten nutte
gemaakt, om op eenige plaatsen in den pas versterkingen en verhak-
kingen te maken; waar ongeveer die verdedigingsmiddelen waren
aangelegd en van welken aard ze waren, wist of wilde men den
generaal niet mededeelen.
De overste Meijer kon zich dus reeds bij voorbaat op tegenstand
voorbereiden.
Door bemiddeling van den controleur Tadema kwam er dienzelfden
avond nog een gids aan, dien overste Meijer bij zich hield.
Doordrongen nu van het gewicht, om in den moeielijken bergpas
den vijand al dadelijk te verschalken, vroeg Meijer aan generaal Pel
vergunning, om met eene compagnie infanterie in den nacht zich op
marsch te mogen begeven, ten einde te trachten het hoogst gelegen
punt van de kloof bij verrassing in bezit te nemen en zoo mogelijk
nog verder door te dringen.
In den aanvang scheen generaal Pel bezwaar te hebbeD, omdat hij, op
ernstigen tegenstand rekenende, voorzag, dat de overste Meijer en de hem
vergezellende compagnie in groote ongelegenheid zou kunnen geraken.
Ten laatste evenwel gaf hij de gevraagde vergunning, onder uit
drukkelijk beding, dat de troep zoo min mogelijk zich in vuurge
vecht zou begeven en bij tegenstand pogen zou stand te houden
in afwachting van ter hulp snellende troepen, dan wel op het bivouak
zoo noodig zou terugtrekken.
De navolgende maatregelen werden alsnu, zoo geheim mogelijk,
genomen.
1°. Aan den majoor Diepenheim, den oudsten op overste Meijer
volgenden hoofdofficier, werd alles medegedeeld en hem verzocht tegen
3 uur in den morgen eene compagnie infanterie te doen gereed staan.
Al dade ijk werd de 4e compagnie, kapitein Jansen, daarvoor aangewezen.
2°. Aan controleur Tadema werd eveneens het noodige meegedeeld
en verzocht den gids op het bevolen uur af te leveren.
Des controleurs verzoek, om zelf ook mee te mogen gaan, werd
door generaal Pel gereedelijk ingewilligd.