466 benadering berekend worden door de methodes en gegevens van de leer der scheikundige warmteontwikkeling (zoogenaamde thermochemie). III. Maximum-arbeid. De maximum-arbeid, die door eene bepaalde scheikundige ontleding (waarvan de ontploffing een bijzonder geval is) kan worden verricht, wordt voorgesteld door de formule: E 425 Q waarin E voorstelt den maximum-arbeid in Kilogrammeters en Q het aantal caloriën, dat door ontleding wordt ontwikkeld. In de practijk kan men slechts een gedeelte van dezen maximum arbeid benutten, want een aanzienlijk deel wordt afgestaan aan de omgeving. Dit gedeelte, een breuk dus, wordt Modulus genoemd en bedraagt, naar gelang van de omstandigheden, 14 33 °/0 van den maximum- arbeid. De formule, die voorafgaat, toont aan, dat men de kracht der springmiddelen kan vergelijken door de warmte te bepalen, die ont wikkeld wordt bij hunne ontleding, waarbij echter rekening gehouden moet worden met de kracht, de energie, die verloren gaat door de betrekkelijke traagheid van de werking. IV. Theoretische gegevens. Om theoretisch de kracht van een bepaald springmiddel te beoor- deelen, moet men kennen a. Zijne chemische samenstelling en de formule van het ont ledingsproces. b. De warmte gedurende de ontleding ontwikkeld. c. Den aard en het volume der gassen en dampen, ontwikkeld bij de ontleding. d. De snelheid van de scheikundige werking. a. Scheikundige samenstelling. De scheikundige samenstelling leert men kennen door eene gewone

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 483