476
onder den naam van eerste korreling; in sommige fabrieken blijft
zij achterwege).
4e. Samenpersing.
5e. De korreling (tweede).
6®. Het ziften.
7®. De glaozing.
8®. Het drogen.
9®. De afstoffing.
In sommige fabrieken verschillen enkele der hierbedoelde bewer
kingen, of is de volgorde eenigszins anders, maar in het algemeen
gaat de voorafgaande beschrijving vrijwel door. (1)
Onder de bovengenoemde samenstellende stoffen is de houtskool
van het meeste belang; van haar bereiding hangt de qualiieit van
het buskruit grootendeels af. Zoowel houtsoort als verkolingsproces
eischen de grootste zorghet populaire gezegde: „de houtskool maakt
het buskruit" (2) is verre van onjuist.
De eigenschappen van een gegeven buskruitsoort, bereid uit gegeven
zelfstandigheden in bepaalde verhoudingen, hangen af van de physische
constitutie, van den duur der korreling, van de samenpersing, van den
graad van glanziug, van de vochtigheid, van de afmeting en den vorm
der korrels en van hunne dichtheid zonder tusschenruimte. Deze en
andere omstandigheden maken de kunst om buskruit te vervaardigen van
eene werkelijk goede qualiteit, waarmee een vooraf bepaald doel moet
worden bereikt en eene bepaalde uitwerking moet worden verkregen,
tot iets zeer moeilijks. Dit blijkt dan ook ten duidelijkste uit de
zorgen, vereischt bij de vervaardiging der nieuwere buskruitsoorten.
Klasse II.
De genitreerde kruitsoorten met uitsluiting van het
gewone zwarte buskruit.
Ben aantal springmiddelen, behoorendetot deze klasse, zijn eenvoudig
(1) Hot is duidelijk, dat bjjzondere buskruitsoorten, zooals bijvoorbeeld het prismatische
buskruit, speciale bewerkingen vereisehen. Zoo heeft daarentegen de glanzing bij
voorbeeld niet plaats, daar de korrels direot door hydraulisohe persing worden
verkregen.
(2) Het is gebleken, dat zuivere salpeter en zuivere zwavel, die met voldoende zorg
behandeld worden, altijd volkomen identisch zijn, terwijl houtskool in eeu oneindig
aantal soorten kan worden bereid.