492 mogelijk de uitwerking van het eigen vuur te verhoogen. De onder wijzer ziet toe, dat het geleerde juist wordt toegepast. C. Het overtrekken van een open terreingedeelte. De onderwijzer laat een open terreingedeelte in den looppaa overtrekken en waarschuwt bv. door het commando „bukken" dat de sprong in gebogen houding gedaan moet worden. D. Marschen en veranderingen van directie In zeer bedekt en doorsneden terrein wordt achtereenvolgens met den gewonen en met den looppas herhaald: 1°. Het voorwaarts march eer en. Aangezien in bedekt terrein de mogelijkheid bestaatdat de tirail leur van zijn groep afraaktwanneer hij hierop niet bijzonder let en dan geheel op eigen krachten moet steunenzal hij vooral in zoodanig terrein zorgen zijn kameraden van dezelfde groep niet uit het oog te verliezen. Mochten een of meer tirailleurs van hun groep zijn afgeraakt, dan moeten zij trachten zich daarbij zoo spoedig mogelijk -weder aan te sluiten. Mochten de tirailleurs in bedekt terrein het commando of de waar schuwing van den G. Ct. niet hebben verstaan, dan voegen zij zich naar de beweging van hunne nevenlieden in de richting van dien commandant. De G.Cn. zorgen, dat de recruten hunner groep binnen de beschikbare ruimte van de voordeden van het terrein gebruik maken. In bedekt terrein vooral is het door het moeilijk overzicht van belang, dat iedereen medewerkt tot het bewaren van het verband en tot wederkeerige ondersteuning. De G. Ct., die verantwoordelijk is, dal geen recruten zijner groep afdwalen, zal hierop in bedekt terrein bijzonder letten. 2°. Het rechtsomkeert maken. 8°. Het halt houden. De G Ct. zal, telkens wanneer de groep halt heeft gemaakt, nagaan of plaats en houding van lederen tirailleur juist gekozen zijn. Hij maakt de recruten hierbij op het voor- of nadeelige van hunn plaats opmerkzaamverplaatsing der tirailleurs geschiedt slechts bij bepaalde noodzakelijkheid, daar het opmerkzaam maken op de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 509