BUNDELVEUR EN GEZELSCHAPSREKENING. Op bladzijde 260 van den jaargang 1892 (Noa. 16) van dit tijdschrift berekent de overste Rink de trefkans van een vureuden troep op eene gesloten sectiecolonne, waarvan de sectiën op twee gelederen uit de flank, met hare hoofden evenwijdig aan den vurenden troep staan en vindt als (samengestelde) trefkaus op elke sectie 3,l°/0, waaruit wordt afgeleid, dat de geheele colonne in den bedoelden vorm 12,4 of 4 X 3,1 °/0 opvangt. Het zal iedereen duidelijk zijn, dat in dit geval de trefkans op de geheele colonne, evenals op elke sectie, ook slechts 3,1 °/0 be draagt. Immers aannemende, dat eik vierde gedeelte van den vuren den troep evenveel salvo's afgeeft, verkrijgt elk vierde gedeelte op 100 schoten 3,1 treffers, of de geheele vurende troep op 4X100 schoten 4 X 3,1 tnffers, dat is 3,1 °/0. Op bladzijde 51 van het in 1895 afzonderlijk verschenen werkje over het bundelvuur wordt deze trefkans op eene andere wijze berekend. Ook dd&r neemt elk vierde deel van den vurenden troep één sectie tot mikpunt. „Dan," zegt de overste Rink, „zal elke middensectie l,69°/0 en elke vleugelsectie 1,26°/0 opvangen; dus de geheele colonne 5,90% Waarom vangt nu de eene sectie meer trrffers op dan de andere, terwijl zij onder gelijke omstandigheden door gelijke afdeelingen onder vuur worden genomen? Maar bovendien, waren de cijfers 1,69 en 1,26 juist, dan nog zou de trefkans op de colonne niet 5,90°/0 of 2 (1,69 1,26)% zijn, maar (1,69 1,26): 2 1,475% Immers g^eft elk vierde gedeelte van den vurenden troep 100 schoten af, dan verkrijgt de geheele troep op 4X100 schoten 2 (1,69 1,26) treffers, dat is op 100 schoten (1,69 1,26): 2.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 517