504 G. J. Albrecht. G. G. Ouwerling. H. W. Beekhuis. G. A. Gennet. A. H. Colenbrander. C. P. van Bockom Maas. C. Lamberts. R. R. C. K. Hetschko. P. P. J. Lignac. J. N. A. van Barneveld. P. A. Jung. H. C. W. Kogenschot. T. F. W. Engelbert van Bevervoorde. P. A. P. Vermeulen. T. W. G. Merz. H. J. van der Weide. S. Tilma. J. A. 'f Hooft. b. door vrijwillige uittreding. C. J. Schleijer. C. Brand. P. JLoysen Dillié. F. Nauta. A. van der Scheer. L. J. F. Veenhuyzen. c. op grond van punt c van genoemd artikel. J. L. Abell. d. op grond van punt d van genoemd artikel. J. E. Tulleken. W. Baron van Heeckeren van Moleeaten. L. R. Davis. W. A. J. T. Zelle. Voor 11 uitkeeringen is het heffen van contributie onnoodig ge weest, aangezien de kas die uitkeeringen zonder contributieïnning toeliet. Op 1 Januari 1895 waren vijf uitkeeringen, noch in Nederland noch in Indië door belanghebbenden opgevraagd geworden, terwijl voor één sterfgeval geene uitkeering kon geschieden, daar het betrokken lid zich eerst voor het lidmaatschap had aangemeld na langer dan één jaar officier te zijn geweest en binnen den tijd van zes maanden na zijne aanmelding als lid (eerst na het verstrijken van welken termijn recht op uitkeering kon bestaan, zie artikel 22 van het Reglement) overleed.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 521