41
wij hier eene beschrijving geven van den bergpas Blang-Kala, waar
uit duidelijker nog dan door eene opeensomming der door de troepen
en koelies voortdurend overwonnen bezwaren en doorgestane vermoeie
nissen blijken zal, welke inspanning van hen is gevorderd moeten
worden gedurende den meer dan tweedaagschen tocht over dit
gebergte.
Deze beschrijving danken wij aan den toenmaligen chef der opne.
mingsbrigade, den kapitein F. C. E. Meijer, die den tocht mede-
maakte.
Beschrijving van den bergpas Blang-Kala.
Het gebied der IV Moekims, een onderdeel der Sagi XXV Moekims,
wordt aan de Noordzijde ingesloten door het zoogenaamde Parange-
bergte, dat zich bijna overal onder zeer steile hellingen uit de alluviaal-
vlakte verheft en dat de steile rotsachtige kusten van den N. W.
hoek van Sumatra vormt.
Dit geisoleerd liggend gebergte vormt ter hoogte van kampong
Beradoean een 800 a 900 M. breed défilé met den hier eindigenden
en onder zeer steile hellingen in de vlakte dalenden bergketen, die
zich langs de Westkust van Sumatra uitstrekt en veelal onder
den naam van Barisangebergte bekend staat.
Eenige uitloopers van dit gebergte dalen ten Zuiden van Koerong
Raba steil in zee, zoodat het gebied der IV Moekims ten Westen
aan zee grenzende, alleen door het défilé van Beradoean met de
uitgestrekte alluviaalvlakte van Groot-Atjeh in verbinding staat.
Voor het overige stellen eenige min of meer goed begaanbare berg
paden de gemeenschap daar tusschen de IV Moekims en de Sagi,
waartoe zij behooren.
Tot die bergpaden behoort de in het Parangebergte voorkomende
pas van Blang-Kala.
Dat Parangebergte bestaat hoofdzakeljjk uit twee nagenoeg even
wijdig aan elkander loopende bergruggen, wier algemeene richting
eene Zuid-Noordelijke is. De Westelijke bergrug, eene aaneenscha
keling van toppen van verschillenden vorm, daalt in het Zuiden,
Westen, Noorden en Noordoosten steil in zee. De Oostelijke grijpt in
algemeen Oostelijke richting met twee duidelijk van elkander gescheiden
nevenruggen in de vlakte der VI Moekims, alwaar de Noords-