48 De 8® compagnie 3e bataljon, onder commando van den 1™ lui tenant van Santenkolff (de compagniescommandant, kapitein Rozen- raad was reeds te Lam-Pagger aankomende ziek achter gebleven even als de le luitenant Eichholtz), had tot bestemming, op verschillende plaatsen van den in het ravijn afgelegden weg, haar sectiën te deta- cheeren bij wijze van étapeposten. Werd van de zjjde des vijands de marsch aanvankelijk zonder stoornis voortgezet, slechts zeer, zeer langzaam vorderde de colonne over het hoogst moeielijk pad. Ten 1 uur in den namiddag zou daarin plotseling verandering komen, toen de voorhoede, ééne der hellingen afdalende, eensklaps van verschillende kanten vuur ontving. Eene verkenning van de nieuwe vijandelijke positie was dus urgent, welke verkenning, persoonlijk door majoor Diepenheim en zijn luite nant-adjudant Röpke verricht, niet zonder verlies tot stand kwam, aangezien de naast den majoor staanden Europeeschen korporaal Looij, n°. 40766 (denzelfden, die den hoornblazer Antonisse vergezelde op den vorigen dag) doodelijk getroffen werd en almede de gids een schot in het hoofd bekwam, waar aan deze spoedig bezweek. In weinige oogenblikken had evenwel majoor Diepenheim geobser veerd, dat de vijand meer dan ééne versterking op dit uiterst moeielijke terreingedeelte had aangelegd, terwijl de aard der schoten aangaf, dat de versterkingen met lilla's bewapend waren en ééne dier stellingen dwars over het te volgen pad gelegen was. Artillerie kon hier niet van onzen kant in functie komen, het terrein toch liet geen opstelling van dat wapen toe. Persoonlijk onmiddellijk achter de voorwacht volgende, had overste Meijer zijnen adjudant, den luitenant Schultz, toen het vuur des vijands begon, naar voren gezonden tot verkenning van hetgeen er gaande was en meldde daarop Schultz het nieuws, waarop de overste Meijer aan den majoor Diepenheim deed verzoeken, zoo spoedig doenlijk de versterkingen te bestormen. Middelerwijl had ook generaal Pel zich met zijnen staf naar voren begeven, wel wat al te ver, vermits later bleek, dat de door hem ingenomen plaats slechts 40 M ver van des vijands positie verwijderd lag. Weinige oogenblikken na het verschijnen van den opperbevelhebber

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 59